Dhammapada: Piyavagga
Hoofdstuk 16 — vers 209 tot 220

16. Het Geliefde

209

Wie zich bezighoudt met foute zaken
En zich niet inzet waar dat nodig is:
Zijn eigen voordeel verwaarloost hij
Omdat hij streeft naar wat hij liefheeft.
En hij is afgunstig op wie zich wel inzet.

210 — 211

Vermijdt contact met wat je liefhebt;
Heb nooit contact met ongeliefden.
Het niet zien van geliefden is pijnlijk,
Zoals ook het zien van ongeliefden dat is.

Maak daarom niets hier geliefd,
Want scheiding ervan is een slecht iets.
Er zijn geen ketenen voor hen,
In wie niets geliefd of ongeliefd is.

212

Verdriet wordt uit het geliefde geboren;
Ook angst komt uit het geliefde voort.
Wie vrij van het geliefde is,
Heeft geen verdriet — hoe dan angst?

213

Verdriet wordt uit affectie geboren;
Ook angst komt uit affectie voort.
Wie vrij van affectie is,
Heeft geen verdriet — hoe dan angst?

214

Verdriet wordt uit vreugde geboren;
Ook angst komt uit vreugde voort.
Wie vrij van vreugde is,
Heeft geen verdriet — hoe dan angst?

215

Verdriet wordt uit genieten geboren;
Ook angst komt uit genieten voort.
Wie vrij van genieten is,
Heeft geen verdriet — hoe dan angst?

216

Verdriet wordt uit verlangen geboren;
Ook angst komt uit verlangen voort.
Wie vrij van verlangen is,
Heeft geen verdriet — hoe dan angst?

217

Wie volmaakt van deugd en inzicht is,
En rechtvaardig is, de waarheid spreekt,
En zijn plichten vervult:
De mensen hebben hem lief.

218

Als een wens voor het Onuitsprekelijke in hem ontstaat,
En zijn geest hiervan vervuld is,
Met het hart niet gebonden aan verlangen:
Men noemt hem dan — 'Iemand die Stroomopwaarts Gaat'.

219 — 220

Een man die lang van huis is,
Die van verre veilig weer thuiskomt;
Zijn familie, vrienden en kennissen:
Zij verwelkomen hem vol vreugde.

Zo ook zijn zij die goed hebben gedaan,
En van deze wereld naar de volgende gaan;
Hun goede daden verwelkomen hen,
Zoals verwanten een geliefde onthalen.

 

Volgend hoofdstuk: Boosheid



vertaald door Dhammajoti - © 2008     |     Installeer het Gentium font