<260> 1. Aldus heb ik gehoord. De Gezegende verbleef eens in Anāthapiṇḍika’s Bosklooster, in het Bos van Prins Jeta nabij Sāvatthī. En de rondzwervende asceet Uggāhamāna Samaṇamaṇdikaputta verbleef toen in de debatteer-zaal in Mallikā's Park, omgeven met Tinduka-bomen, samen met een grote groep volgelingen van meer dan driehonderd rondzwervende asceten.
2. En de timmerman Pañcakaṅga verliet Sāvatthī rond het middaguur om de Gezegende te bezoeken. En toen had hj de volgende gedachte: “Het is eigenlijk niet de goede tijd om de Gezegende te bezoeken: hij is nu in retraite. En het is nu ook niet de tijd om de hooggeachtte monniken te bezoeken: zij zijn nu in retraite. Als ik nu eens naar de debatteer-zaal in Mallikā's Park zou gaan, naar de rondzwervende asceet Uggāhamāna Samaṇamaṇdikaputta?” En toen ging de timmerman Pañcakaṅga naar de debatteer-zaal in Mallikā's Park, naar de rondzwervende asceet Uggāhamāna Samaṇamaṇdikaputta.
3. En de rondzwervende asceet Uggāhamāna zat toen samen met een grote groep rondzwervende asceten luidruchtig en rumoerig te discussiëren over allerlei banale onderwerpen, en ze maakten daarbij een groot lawaai. Ze hadden het zo over koningen, dieven, ministers, legers, gevaren, oorlogen, eten, drinken, kleding, bedden, rozenkransen, geuren, familie, voertuigen, dorpjes, marktstadjes, steden, landen, vrouwen, helden, straten, waterputten, spoken, trivia, verklaringen van de wereld, verklaringen van de zeëen, en over diverse soorten levens.
En de rondzwervende asceet Uggāhamāna zag de timmerman Pañcakaṅga van verre aankomen. Toen hij hem zag, maande hij zijn groep tot stilte: "Wees stil, eerwaardes, maak geen geluid! Hier komt de timmerman Pañcakaṅga aan, een discipel van de monnik Gotama, één van de in het wit geklede lekenvolgelingen die in Sāvatthī woont. Die eerwaardes houden van rust. Zij zijn onderwezen in rust, en bevelen rust aan. Ik denk dat hij wel hierheen zal komen als hij vind dat onze group rustig is." En daarop werden die rondzwervende asceten stil. <261>
4. En toen ging de timmerman Pañcakaṅga naar de rondzwervende asceet Uggāhamāna, wisselde vriendelijke beleefdheden met hem uit, en ging de terzijde van hem zitten. Toen de timmerman Pañcakaṅga gezeten was, zei de rondzwervende asceet Uggāhamāna het volgende:
5. "Timmerman, wanneer iemand over vier eigenschappen beschikt, beschrijf ik hem als iemand die het heilzame volbracht heeft en volkomen bekwaam is, een onoverwinnelijke asceet die het hoogste goed bereikt heeft. En welke vier eigenschappen zijn dat? Hier, timmerman, [1] begaat iemand geen kwade acties met het lichaam, [2] hij spreekt geen kwade woorden, [3] hij heeft geen kwade intenties, en [4] voorziet niet op een kwade manier in zijn levensonderhoud. Dit zijn de vier eigenschappen waarvan ik zeg dat iemand die over ze beschikt, het heilzame volbracht heeft en volkomen bekwaam is, een onoverwinnelijke asceet die het hoogste goed bereikt heeft."
6. En de timmerman Pañcakaṅga keurde deze uitspraak van de rondzwervende asceet Uggāhamāna niet goed en ook niet af. Zonder die uitspraak goed of af te keuren stond hij op en ging weg, denkend: "Van de Gezegende zal ik de betekenis van deze uitspraak te weten komen."
7. En toen ging de timmerman Pañcakaṅga naar de Gezegende. Nadat de timmerman Pañcakaṅga bij de Gezegende aangekomen was en hem eerbied getoond had, ging hij terzijde van de Gezegende zitten. Zo gezeten vertelde de timmerman Pañcakaṅga de Gezegende alles over zijn gesprek met de rondzwervende asceet Uggāhamāna. De Gezegdende zei het volgende: <262>
8. "Als dat zo was, timmerman, dan zou een baby die op zijn rug ligt ook het heilzame volbracht hebben en volkomen bekwaam zijn. Volgens die uitspraak van de rondzwervende asceet Uggāhamāna, zou ook die baby een onoverwinnelijke asceet zijn, die het hoogste goed bereikt heeft! Een baby heeft immers geen notie van het begrip 'lichaam'; hoe kan hij dan kwade acties met het lichaam begaan, buiten een beetje wriemelen? Een baby heeft immers geen notie van het begrip 'woord'; hoe kan hij dan kwade woorden spreken, buiten een beetje huilen? Een baby heeft immers geen notie van het begrip 'intentie'; hoe kan hij dan kwade intenties hebben, buiten een beetje chagrijnig zijn? Een baby heeft immers geen notie van het begrip 'levensonderhoud'; hoe kan hij dan op een kwade manier in zijn levensonderhoud voorzien, buiten het sappelen aan zijn moeders borsten? Daarom, timmerman, zou volgens die uitspraak van de rondzwervende asceet Uggāhamāna, die baby die op zijn rug ligt het heilzame volbracht hebben en volkomen bekwaam zijn, en die baby zou een onoverwinnelijke asceet zijn, die het hoogste goed bereikt heeft. <263>
"Timmerman, wanneer iemand over vier eigenschappen beschikt, beschrijf ik hem niet als iemand die het heilzame volbracht heeft, noch als iemand die volkomen bekwaam is, noch als iemand die een onoverwinnelijke asceet is die het hoogste goed bereikt heeft. Maar ik beschrijf hem wel als iemand die de staat van een baby bereikt heeft. En welke vier eigenschappen zijn dat? Hier, timmerman, [1] begaat iemand geen kwade acties met het lichaam, [2] hij spreekt geen kwade woorden, [3] hij heeft geen kwade intenties, en [4] voorziet niet op een kwade manier in zijn levensonderhoud. Wanneer iemand over deze vier eigenschappen beschikt, beschrijf ik hem niet als iemand die het heilzame volbracht heeft, noch als iemand die volkomen bekwaam is, noch als iemand die een onoverwinnelijke asceet is die het hoogste goed bereikt heeft. Maar ik beschrijf hem wel als iemand die de staat van een baby bereikt heeft.
9. "Timmerman, wanneer iemand over tien eigenschappen beschikt, beschrijf ik hem als iemand die het heilzame volbracht heeft en volkomen bekwaam is, een onoverwinnelijke asceet die het hoogste goed bereikt heeft.(1)
"[Maar] ik zeg dat men [eerst] als volgt dient te weten: 'Dit is onheilzaam gedrag', 'Dit is de oorsprong van onheilzaam gedrag', 'Hier komt onheilzaam gedrag tot einde zonder dat er iets van overblijft', 'Aldus handelend begaat men het pad naar het einde van onheilzaam gedrag.'
"Ik zeg dat men [eerst] als volgt dient te weten: 'Dit is heilzaam gedrag', 'Dit is de oorsprong van heilzaam gedrag', 'Hier komt heilzaam gedrag tot einde zonder dat er iets van overblijft', 'Aldus handelend begaat men het pad naar het einde van heilzaam gedrag.'
"Ik zeg dat men [eerst] als volgt dient te weten: 'Dit zijn onheilzame intenties', 'Dit is de oorsprong van onheilzame intenties', 'Hier komen onheilzame intenties tot einde zonder dat er iets van overblijft', 'Aldus handelend begaat men het pad naar het einde van onheilzame intenties.'
"Ik zeg dat men [eerst] als volgt dient te weten: 'Dit zijn heilzame intenties', 'Dit is de oorsprong van heilzame intenties', 'Hier komen heilzame intenties tot einde zonder dat er iets van overblijft', 'Aldus handelend begaat men het pad naar het einde van heilzame intenties.' <264>
10. "En wat, timmerman, is onheilzaam gedrag? Onheilzame lichamelijke acties, onheilzame verbale acties en immoreel levensonderhoud: dit noemt men onheilzaam gedrag.
"En wat, timmerman, is de oorsprong van onheilzaam gedrag? Hun oorsprong is vermeld: men moet hier zeggen dat hun oorsprong geestelijk is. Maar welk type geest? Want de geest is veelsoortig, divers en gevariëerd. De geest met verlangen, met boosheid, met onwetendheid: dát is de oorsprong van onheilzaam gedrag.
"En wat, timmerman, is de plek waar onheilzaam gedrag tot einde komt zonder dat er iets van overblijft? Hun einde is vermeld: hier, timmerman, verlaat een monnik slecht lichamelijk gedrag, en ontwikkelt goed lichamelijk gedrag; hij verlaat slecht verbaal gedrag en ontwikkelt goed verbaal gedrag; hij verlaat slecht mentaal gedrag en ontwikkelt goed mentaal gedrag; hij verlaat fout levensonderhoud en verdient de kost met juist levensonderhoud. Hier komt onheilzaam gedrag tot einde zonder dat er iets van overblijft.
"En hoe handelend, timmerman, begaat men het pad naar het einde van onheilzaam gedrag? Hier, timmerman, genereert een monnik de wil om nog niet ontstane kwade en onheilzame staten niet tot ontstaan te laten komen, en hij maakt een inspanning, zet zich in, wekt geestkracht op, en gaat ertegenaan. Hij genereert de wil om reeds ontstane kwade en onheilzame staten te verwijderen, en hij maakt een inspanning, zet zich in, wekt geestkracht op, en gaat ertegenaan. Hij genereert de wil om nog niet ontstane goede en heilzame staten tot ontstaan te laten komen, en hij maakt een inspanning, zet zich in, wekt geestkracht op, en gaat ertegenaan. Hij genereert de wil om reeds ontstane goede en heilzame staten te laten voortduren en niet te laten beëindigen, om ze te versterken en tot volledige ontwikkeling te laten komen, en hij maakt een inspanning, zet zich in, wekt geestkracht op, en gaat ertegenaan. Zo handelend, timmerman, begaat men het pad naar het einde van onheilzaam gedrag.(2) <265>
11. "En wat, timmerman, is heilzaam gedrag? Heilzame lichamelijke acties, heilzame verbale acties en heilzaam levensonderhoud: dit noemt men heilzaam gedrag.
"En wat, timmerman, is de oorsprong van heilzaam gedrag? Hun oorsprong is vermeld: men moet hier zeggen dat hun oorsprong geestelijk is. Maar welk type geest? Want de geest is veelsoortig, divers en gevariëerd. De geest zonder verlangen, zonder boosheid, zonder onwetendheid: dát is de oorsprong van heilzaam gedrag.
"En wat, timmerman, is de plek waar heilzaam gedrag tot einde komt zonder dat er iets van overblijft? Hun einde is vermeld: hier, timmerman, is een monnik deugdzaam maar identificeert zich daar niet mee, en hij kent de Vrijheid van het Hart en de Bevrijding door Wijsheid overeenkomstig de waarheid. Zo komt heilzaam gedrag tot einde zonder dat er iets van overblijft.
"En hoe handelend, timmerman, begaat men het pad naar het einde van onheilzaam gedrag? Hier, timmerman, genereert een monnik de wil om nog niet ontstane kwade en onheilzame staten niet tot ontstaan te laten komen, en hij maakt een inspanning, zet zich in, wekt geestkracht op, en gaat ertegenaan. Hij genereert de wil om reeds ontstane kwade en onheilzame staten te verwijderen, en hij maakt een inspanning, zet zich in, wekt geestkracht op, en gaat ertegenaan. Hij genereert de wil om nog niet ontstane goede en heilzame staten tot ontstaan te laten komen, en hij maakt een inspanning, zet zich in, wekt geestkracht op, en gaat ertegenaan. Hij genereert de wil om reeds ontstane goede en heilzame staten te laten voortduren en niet te laten beëindigen, om ze te versterken en tot volledige ontwikkeling te laten komen, en hij maakt een inspanning, zet zich in, wekt geestkracht op, en gaat ertegenaan. Zo handelend, timmerman, begaat men het pad naar het einde van onheilzaam gedrag. <266>
12. "En wat, timmerman, zijn onheilzame intenties? Intenties van sensueel verlangen, intenties van kwaadwilligheid, intenties van geweld: deze noemt men onheilzame intenties.
"En wat, timmerman, is de oorsprong van onheilzame intenties? Hun oorsprong is vermeld: men moet hier zeggen dat percepties hun oorsprong zijn. Maar welk type perceptie? Want percepties zijn veelsoortig, divers en gevariëerd. Percepties van sensueel verlangen, van kwaadwilligheid, van geweld: dát is de oorsprong van onheilzame intenties.
"En wat, timmerman, is de plek waar onheilzame intenties tot einde komen zonder dat er iets van overblijft? Hun einde is vermeld: hier, timmerman, betreedt een monnik, afgezonderd van sensueel genot en van onheilzame staten, met sturend en beschouwend denken en met vreugde en geluk geboren uit afzondering, [het meditatiestadium van] de eerste jhāna en verblijft daar. Hier komen onheilzame intenties tot einde zonder dat er iets van overblijft.
"En hoe handelend, timmerman, begaat men het pad naar het einde van onheilzame intenties? Hier, timmerman, genereert een monnik de wil om nog niet ontstane kwade en onheilzame staten niet tot ontstaan te laten komen, en hij maakt een inspanning, zet zich in, wekt geestkracht op, en gaat ertegenaan. Hij genereert de wil om reeds ontstane kwade en onheilzame staten te verwijderen, en hij maakt een inspanning, zet zich in, wekt geestkracht op, en gaat ertegenaan. Hij genereert de wil om nog niet ontstane goede en heilzame staten tot ontstaan te laten komen, en hij maakt een inspanning, zet zich in, wekt geestkracht op, en gaat ertegenaan. Hij genereert de wil om reeds ontstane goede en heilzame staten te laten voortduren en niet te laten beëindigen, om ze te versterken en tot volledige ontwikkeling te laten komen, en hij maakt een inspanning, zet zich in, wekt geestkracht op, en gaat ertegenaan. Zo handelend, timmerman, begaat men het pad naar het einde van onheilzame intenties. <267>
13. "En wat, timmerman, zijn heilzame intenties? Intenties van afstand doen, intenties van goedwillendheid, intenties van geweldloosheid: deze noemt men heilzame intenties.
"En wat, timmerman, is de oorsprong van heilzame intenties? Hun oorsprong is vermeld: men moet hier zeggen dat percepties hun oorsprong zijn. Maar welk type perceptie? Want percepties zijn veelsoortig, divers en gevariëerd. Percepties van afstand doen, van goedwillendheid, van geweldloosheid: dát is de oorsprong van heilzame intenties.
"En wat, timmerman, is de plek waar heilzame intenties tot einde komen zonder dat er iets van overblijft? Hun einde is vermeld: hier, timmerman, met het stillen van sturend en beschouwend overwegen, gaat een monnik [het meditatiestadium van] de tweede jhāna binnen en verblijft daar met een innerlijk rustige geest die op één punt gericht is, zonder sturend en beschouwend denken, en beleeft vreugde en geluk die uit concentratie geboren is. Hier komen heilzame intenties tot einde zonder dat er iets van overblijft.
"En hoe handelend, timmerman, begaat men het pad naar het einde van heilzame intenties? Hier, timmerman, genereert een monnik de wil om nog niet ontstane kwade en onheilzame staten niet tot ontstaan te laten komen, en hij maakt een inspanning, zet zich in, wekt geestkracht op, en gaat ertegenaan. Hij genereert de wil om reeds ontstane kwade en onheilzame staten te verwijderen, en hij maakt een inspanning, zet zich in, wekt geestkracht op, en gaat ertegenaan. Hij genereert de wil om nog niet ontstane goede en heilzame staten tot ontstaan te laten komen, en hij maakt een inspanning, zet zich in, wekt geestkracht op, en gaat ertegenaan. Hij genereert de wil om reeds ontstane goede en heilzame staten te laten voortduren en niet te laten beëindigen, om ze te versterken en tot volledige ontwikkeling te laten komen, en hij maakt een inspanning, zet zich in, wekt geestkracht op, en gaat ertegenaan. Zo handelend, timmerman, begaat men het pad naar het einde van heilzame intenties.(3) <268>
14. "En, timmerman, wanneer iemand over welke tien eigenschappen beschikt, beschrijf ik hem als iemand die het heilzame volbracht heeft en volkomen bekwaam is, een onoverwinnelijke asceet die het hoogste goed bereikt heeft? [1] Hier beschikt een monnik over de juiste visie van een volledig getrainde; [2] hij beschikt over het juiste voornemen van een volledig getrainde; [3] hij beschikt over de juiste spraak van een volledig getrainde; [4] hij beschikt over het juist handelen van een volledig getrainde; [5] hij beschikt over het juiste levensonderhoud van een volledig getrainde; [6] hij beschikt over de juiste inspanning van een volledig getrainde; [7] hij beschikt over de juiste aandacht van een volledig getrainde; [8] hij beschikt over de juiste concentratie van een volledig getrainde; [9] hij beschikt over de juiste kennis van een volledig getrainde; en [10] hij beschikt over de juiste bevrijding van een volledig getrainde. Wanneer iemand over deze tien eigenschappen beschikt, beschrijf ik hem als iemand die het heilzame volbracht heeft en volkomen bekwaam is, een onoverwinnelijke asceet die het hoogste goed bereikt heeft.
Zo sprak de Gezegende. En de timmerman Pañcakaṅga was tevreden en verheugd met de woorden van de Gezegende.
1. In de Chinese vertaling komt de voorgaande zin pas later voor: aan het begin van §14.
2. De Chinese vertaling vermeld dat het pad naar het einde van onheilzaam gedrag bestaat uit de Vier Vestigingen van Aandacht in plaats van de Vier Juiste Inspanningen. Hetzelfde geldt voor de paden naar het einde van heilzaam gedrag, onheilzame intenties en heilzame intenties (§11, 12 en 13).
3. De Chinese vertaling beschrijft hierna gedetailleerd hoe een edele discipel het Achtvoudig Pad ontwikkelt gebaseerd op het kennen van de heilzame en onheilzame varianten van gedachten en gedrag, en gebaseerd op inzicht in het ontstaan en het tot einde komen ervan. Dit maakt dat de overgang van paragraaf 13 naar 14 in de Chinese vertaling soepeler verloopt, omdat zij achtergrondinformatie bevat over de totstandkoming van de tien eigenschappen zoals die in een volledig getrainde aanwezig zijn. De Pali versie van deze beschrijving staat in MN 117: Mahācattārisaka Sutta.