<188> De Gezegende verbleef eens in het Eekhoorntjespark, in het Bamboebos nabij Rājagaha. En de Brahmaan Akkosa Bhāradvāja — Bhāradvāja de Uitschelder — hoorde het volgende: “Een Brahmaanse priester van het geslacht der Bhāradvājas heeft het huis verlaten en is weggetrokken in thuisloosheid onder de monnik Gotama.” En toen ging de Brahmaan Akkosa Bhāradvāja, kwaad en pissig, naar de Gezegende. En bij de Gezegende aangekomen, schold hij de Gezegende uit en bekritizeerde hem met wrede en gemene woorden.
Toen hij uitgesproken was, vroeg de Gezegende hem het volgende: “Wat denk je, Brahmaan? Komen er soms wel eens vrienden, familie of vreemden bij jou op bezoek?”
“Soms, Eerwaarde Gotama, komen er vrienden, familie of vreemden bij mij op bezoek.”
“En hoe gaat dat dan, Brahmaan? Geef je ze dan ook wat te eten of te drinken of te proeven?”
“Dan, Eerwaade Gotama, geef ik ze ook wat te eten of te drinken of te proeven.”
“Maar, Brahmaan, als ze die gift niet accepteren, aan wie behoort die gift dan toe?”
“Eerwaarde Gotama, als ze die gift niet accepteren, is die gift nog steeds van ons.”
“Zo ook, Brahmaan, betreffende het uitschelden van ons, wij die niet schelden; het boos zijn op ons, wij die niet boos zijn; het ruzie zoeken met ons, wij die zonder ruzie zijn: dat hebben wij niet van jou geaccepteerd. Het is nog steeds van jou, Brahmaan! Het is nog steeds van jou!
“Brahmaan, zij die schelden tegen wie scheldt, boos zijn op wie boos is, ruzie hebben met wie ruzie zoekt; over hun wordt verklaard dat zij samen eten: zij gaan een uitwisseling aan. Maar wij eten niet samen met jou, en gaan geen uitwisseling met jou aan. Het is nog steeds van jou, Brahmaan! Het is nog steeds van jou!”
“De koning en zijn gevolg denken dat de Eerwaarde Gotama een Arahant is. Maar de Eerwaarde Gotama wordt nog steeds boos!”
Toen dit gezegd was, sprak Akkosa Bhāradvāja als volgt tot de Gezegende: “Geweldig, Eerwaarde Gotama! Prachtig, Eerwaarde Gotama! Het is net alsof U dat wat gevallen was weer overeind zet, alsof U dat wat verborgen was weer openbaart, alsof U de weg wijst aan iemand die verdwaald was, alsof U een licht schijnt in de duisternis, zodat zij die ogen hebben dingen kunnen zien. Zo heeft U op verschillende manieren de Dhamma uitgelegd. En ik neem toevlucht tot de Eerwaarde Gotama en de Dhamma en de Orde van monniken. Ik zou graag het weggaan in thuisloosheid willen ontvangen van de Eerwaarde Gotama, en ook de hogere inwijding.”
En toen ontving Akkosa Bhāradvāja het weggaan in thuisloosheid van de Gezegende, en hij ontving de hogere inwijding. En niet lang daarna bereikte de Eerwaarde Akkosa Bhāradvāja, alert, vol ijver en vastberaden, en alleen en in afzondering levend, het onovertroffen doel waarvoor zonen van goede families terecht het huis verlaten en wegtrekken in thuisloosheid. Hij bereikte de perfectie van het religieuze leven en zag de Dhamma, en hij begreep en verwezenlijkte haar volledig. Hij besefte: “Geboorte is ten einde, het religieuze leven is geleefd, wat gedaan moest worden is gedaan, er is geen volgend leven meer.” En de Eerwaarde Bhāradvāja werd een van de Arahants.