<95> De Gezegende verbleef eens in Ayojjhā, aan de oever van de rivier de Ganges. En daar sprak de Gezegende de monniken als volgt toe:
"Monniken, stel dat er een grote hoop schuim op deze rivier de Ganges zou drijven. Dan zou een man met goed zicht dat kunnen bezien, beschouwen en zorgvuldig onderzoeken. En wanneer hij dat dan beziet, beschouwt en zorgvuldig onderzoekt, lijkt het hem leeg, zonder inhoud en zonder essentie. Want wat zou dat dan wezen, monniken, de essentie van een hoop schuim? En zo ook is het voor een monnik die welke fysieke vorm dan ook beziet, beschouwt en zorgvuldig onderzoekt: betreffende [fysieke vorm] in het verleden, de toekomst of het heden, inwendig of uitwendig, grof of fijn, inferieur of superieur, ver weg of dichtbij. En wanneer hij dat beziet, beschouwt en zorgvuldig onderzoekt, lijkt het hem leeg, zonder inhoud en zonder essentie. Want wat zou dat dan wezen, monniken, de essentie van fysieke vorm?
"Monniken, stel dat er in de herfst grote druppels regen uit de lucht zouden vallen, en dat water bubbels op het water zouden verschijnen en weer verdwijnen. Dan zou een man met goed zicht dat kunnen bezien, beschouwen en zorgvuldig onderzoeken. En wanneer hij dat dan beziet, beschouwt en zorgvuldig onderzoekt, lijkt het hem leeg, zonder inhoud en zonder essentie. Want wat zou dat dan wezen, monniken, de essentie van een water bubbel? En zo ook is het voor een monnik die welk gevoel dan ook beziet, beschouwt en zorgvuldig onderzoekt: betreffende [gevoelens] in het verleden, de toekomst of het heden, inwendig of uitwendig, grof of fijn, inferieur of superieur, ver weg of dichtbij. En wanneer hij dat beziet, beschouwt en zorgvuldig onderzoekt, lijkt het hem leeg, zonder inhoud en zonder essentie. Want wat zou dat dan wezen, monniken, de essentie van gevoelens?
"Monniken, stel dat er in de laatste maand van het hete seizoen er in de middag een luchtspiegeling zou glinsteren. Dan zou een man met goed zicht dat kunnen bezien, beschouwen en zorgvuldig onderzoeken. En wanneer hij dat dan beziet, beschouwt en zorgvuldig onderzoekt, lijkt het hem leeg, zonder inhoud en zonder essentie. Want wat zou dat dan wezen, monniken, de essentie van een luchtspiegeling? En zo ook is het voor een monnik die welke perceptie dan ook beziet, beschouwt en zorgvuldig onderzoekt: betreffende [percepties] in het verleden, de toekomst of het heden, inwendig of uitwendig, grof of fijn, inferieur of superieur, ver weg of dichtbij. En wanneer hij dat beziet, beschouwt en zorgvuldig onderzoekt, lijkt het hem leeg, zonder inhoud en zonder essentie. Want wat zou dat dan wezen, monniken, de essentie van perceptie?
"Monniken, stel dat een man hardhout nodig heeft, speurt naar hardhout, rondloopt op zoek naar hardhout, en met een scherp hakmes een bos in zou gaan. En daar zou hij een rechtopstaande, jonge, grote bananenboom zien. Hij zou die bij de wortel afsnijden, vervolgens de top erafsnijden, en de buitenlagen ervan afhalen. En wanneer hij de buitenlagen ervan afhaalt, zou hij niet eens zachthout vinden, laat staan hardhout! Dan zou een man met goed zicht dat kunnen bezien, beschouwen en zorgvuldig onderzoeken. En wanneer hij dat dan beziet, beschouwt en zorgvuldig onderzoekt, lijkt het hem leeg, zonder inhoud en zonder essentie. Want wat zou dat dan wezen, monniken, de essentie van een bananenboom? En zo ook is het voor een monnik die welke vormingen dan ook beziet, beschouwt en zorgvuldig onderzoekt: betreffende [vormingen] in het verleden, de toekomst of het heden, inwendig of uitwendig, grof of fijn, inferieur of superieur, ver weg of dichtbij. En wanneer hij dat beziet, beschouwt en zorgvuldig onderzoekt, lijkt het hem leeg, zonder inhoud en zonder essentie. Want wat zou dat dan wezen, monniken, de essentie van vormingen?
"Monniken, stel dat er een goochelaar of zijn leerling aan een kruising van vier hoofdwegen een goocheltruc uit zou voeren. Dan zou een man met goed zicht dat kunnen bezien, beschouwen en zorgvuldig onderzoeken. En wanneer hij dat dan beziet, beschouwt en zorgvuldig onderzoekt, lijkt het hem leeg, zonder inhoud en zonder essentie. Want wat zou dat dan wezen, monniken, de essentie van een goocheltruc? En zo ook is het voor een monnik die welk bewustzijn dan ook beziet, beschouwt en zorgvuldig onderzoekt: betreffende [bewustzijn] in het verleden, de toekomst of het heden, inwendig of uitwendig, grof of fijn, inferieur of superieur, ver weg of dichtbij. En wanneer hij dat beziet, beschouwt en zorgvuldig onderzoekt, lijkt het hem leeg, zonder inhoud en zonder essentie. Want wat zou dat dan wezen, monniken, de essentie van bewustzijn?
"Zo ziend, heeft een goed–onderwezen leerling van de Edelen genoeg van fysieke vorm, genoeg van gevoelens, genoeg van percepties, genoeg van vormingen, en genoeg van bewustzijn. Omdat hij er genoeg van heeft, heeft hij er geen passie voor en raakt onthecht. Onthecht, is hij ervan bevrijdt. Bevrijdt, weet hij dat hij ervan bevrijdt is. Hij beseft: ‘Geboorte is ten einde, het religieuze leven is geleefd, wat gedaan moest worden is gedaan, er is geen verdere toestand van bestaan.’"
Zo sprak de Gezegende. En nadat de Gelukkige dat zei, sprak de leraar ook nog dit: