61 |
"Een monnik die een Arahant is,
Vervolmaakt en zonder corrupties,
Een drager van zijn laatste lichaam:
Zou hij nog steeds zeggen: 'Ik spreek,'
En zou hij zeggen: 'Zij spreken met mij?'"
|
62 |
"Een monnik die een Arahant is,
Vervolmaakt en zonder corrupties,
Een drager van zijn laatste lichaam:
Hij zou nog steeds zeggen: 'Ik spreek,'
En hij zou zeggen: 'Zij spreken met mij.'
Bekwaam de wereldse spreekwijzen kennend,
Gebruikt hij die termen louter als uitdrukking." |
63 |
"Een monnik die een Arahant is,
Vervolmaakt en zonder corrupties,
Een drager van zijn laatste lichaam:
Is het dat eigenwaan in hem is opgekomen,
Dat hij zou zeggen: 'Ik spreek,'
En zou zeggen: 'Zij spreken met mij?'" |
64 |
"Met eigenwaan verlaten zijn er geen ketens;
De ketens van eigenwaan zijn allen verwijderd;
De Wijze is eigenwaan voorbijgegaan.
Hij zou nog steeds zeggen: 'Ik spreek,'
En hij zou zeggen: 'Zij spreken met mij.'
Bekwaam de wereldse spreekwijzen kennend,
Gebruikt hij die termen louter als uitdrukking." |