<293> Aldus heb ik gehoord. De Gezegende was eens op looptocht door het land Kuru samen met een grote gemeenschap van monniken, en arriveerde zo in een marktstadje van de Kurus genaamd Thullakoṭṭhita.
2. En de brahmaanse burgers van Thullakoṭṭhita hoorden het volgende: “Vrienden, de monnik Gotama, een zoon van de Sakyas die van een Sakya familie wegging in thuisloosheid, is in Thullakoṭṭhita aangekomen. Over die Eerwaarde Gotama doet de volgende goede reputatie de ronde: ‘Die Gezegende is een heilige, een Volledig Ontwaakte, en zijn wijsheid en gedrag zijn geperfectioneerd. Hij is een gelukkige en een kenner van de wereld, een onovertroffen gids voor onderwijsbare mensen, een leraar van goden en mensen, een Boeddha, een Gezegende. En hij verklaart deze wereld, met haar goden, haar Māras en Brahmās, met haar generatie van monniken en priesters, met haar koningen en onderdanen, nadat hij deze zelf gezien, volledig begrepen en ervaren heeft. Hij onderwijst een Dhamma welke goed is in haar begin, goed in haar midden en goed in haar einde, met de juiste bewoording en betekenis, en hij onthult een religieus leven dat helemaal compleet en zuiver is. Het is goed om zulke Arahants te zien.’”
3. En toen gingen de brahmaanse burgers van Thullakoṭṭhita naar de Gezegende. Toen zij aangekomen waren, bogen sommigen van de Kālāmas als eerbetoon naar de Gezegende, en gingen vervolgens terzijde zitten; sommigen wisselden vriendelijke beleefdheden met de Gezegende uit, en gingen na dat beleefde en gedenkwaardige gesprek terzijde zitten; sommigen brachten eerbiedig de handen tegen elkaar als eerbetoon naar de Gezegende, en gingen terzijde zitten; sommigen verkondigden hun familienaam en gingen terzijde zitten; sommigen bleven stil en gingen terzijde zitten. En toen die Brahmaanse burgers terzijde gezeten waren, instrueerde, inspireerde, motiveerde en verblijdde de Gezegende hen met een toespraak over de Dhamma. <294>
4. En op die gelegenheid zat er tussen die groep een jongeman genaamd Raṭṭhapāla, van goede komaf, een zoon van de meest voorname familie van Thullakoṭṭhita. En die jongeman Raṭṭhapāla dacht als volgt: "Zoals ik de Dhamma onderwezen door de Gezegende begrijp, is het als men in een huis leeft niet gemakkelijk om een religieus leven te leiden dat compleet is en zuiver als een gepolijste schelp. Wat nu als ik mijn hoofdhaar er eens af zou scheren en een geel kleed omdoe, het huis verlaat en wegtrek in thuisloosheid?"
5. En die brahmaanse burgers, [aldus] geinstrueerd, geinspireerd, gemotiveerd en verblijd door de Gezegende met een toespraak over de Dhamma, waren tevreden en verheugd met de woorden van de Gezegende, en zij stonden op van hun zetels, betoonden eerbied aan de Gezegende, draaiden rechts om en vertrokken.
6. En kort nadat de brahmaanse burgers vertrokken waren, ging de jongeman Raṭṭhapāla naar de Gezegende, betoonde hem eerbied en ging terzijde van hem zitten. Zo gezeten zei de jongeman Raṭṭhapāla het volgende tegen de Gezegende: "Zoals ik de Dhamma onderwezen door de Gezegende begrijp, is het als men in een huis leeft niet gemakkelijk om een religieus leven te leiden dat compleet is en zuiver als een gepolijste schelp. Eerwaarde, ik wil mijn hoofdhaar eraf scheren, een geel kleed omdoen, het huis verlaten en wegtrekken in thuisloosheid. Ik zou graag het weggaan in thuisloosheid willen ontvangen van de Gezegende, en ook de hogere inwijding."
"Maar Raṭṭhapāla, heb je toestemming gekregen van je vader en moeder om het huis te verlaten en thuisloosheid in te trekken?"
"Nee, Eerwaarde, ik heb daarvoor geen toestemming gekregen van mijn vader en moeder."
"Raṭṭhapāla, Volledig Verlichtten geven het weggaan in thuisloosheid niet aan zonen die geen toestemming hebben van hun vader en moeder."
"Eerwaarde, ik zal doen wat nodig is zodat mijn vader en moeder mij toestemming geven om het huis te verlaten en thuisloosheid in te trekken." <295>
7. En toen stond de jongeman Raṭṭhapāla op van zijn zetel, betoonde eerbied aan de Gezegende, draaide rechts om en ging naar zijn vader en moeder. Toen hij bij ze aankwam, zei hij het volgende: "Vader, moeder, zoals ik de Dhamma onderwezen door de Gezegende begrijp, is het als men in een huis leeft niet gemakkelijk om een religieus leven te leiden dat compleet is en zuiver als een gepolijste schelp. Ik wil mijn hoofdhaar eraf scheren, een geel kleed omdoen, het huis verlaten en wegtrekken in thuisloosheid. Geef me toestemming om het huis te verlaten en thuisloosheid in te trekken."
Toen dit was gezegd, zeiden de vader en moeder van de jongeman Raṭṭhapāla het volgende tegen hem: "Lieve Raṭṭhapāla, je bent onze enige zoon, dierbaar en geliefd. Je bent in comfort opgevoed, in comfort grootgebracht: jij kent geen enkel lijden. Lieve Raṭṭhapāla, zelfs als je zou sterven zouden we je tegen onze zin in verliezen, dus hoe kunnen we je dan terwijl je nog leeft toestemming geven om het huis te verlaten en thuisloosheid in te trekken?"
En voor de tweede keer en de derde keer herhaalde Raṭṭhapāla zijn verzoek. En ook de tweede en derde keer gaven zijn vader en moeder geen toestemming. <296>
En toen dacht de jongeman Raṭṭhapāla het volgende: "Mijn vader en moeder geven me geen toestemming om het huis te verlaten en thuisloosheid in te trekken," en hij ging daarop op de grond liggen, zeggend: "Ik zal hier sterven of wegtrekken in thuisloosheid." En de jongeman Raṭṭhapāla weigerde om een maaltijd te eten; hij weigerde om de tweede maaltijd, de derde maaltijd, de vierde maaltijd, de vijfde maaltijd en de zesde maaltijd te eten; hij weigerde om de zevende maaltijd te eten.
8. En toen zeiden de vader en moeder van de jongeman Raṭṭhapāla het volgende tegen hem: "Lieve Raṭṭhapāla, je bent onze enige zoon, dierbaar en geliefd. Je bent in comfort opgevoed, in comfort grootgebracht: jij kent geen enkel lijden. Sta op, en eet, drink en vermaak jezelf! Etend, drinkend en jezelf vermakend, goede daden verrichtend en genietend van sensueel genot, kun je gelukkig zijn. Lieve Raṭṭhapāla, zelfs als je zou sterven zouden we je tegen onze zin in verliezen, dus hoe kunnen ze je dan terwijl je nog leeft toestemming geven om het huis te verlaten en thuisloosheid in te trekken?" En toen dit gezegd was, bleef de jongeman Raṭṭhapāla stil.
En voor de tweede keer en de derde keer herhaalden de vader en moeder van Raṭṭhapāla hun verzoek. En ook de tweede en derde keer bleef Raṭṭhapāla stil.
9. En toen gingen de vader en moeder van Raṭṭhapāla naar de vrienden van Raṭṭhapāla toe, en zeiden tegen hen: "Beste jongens, Raṭṭhapāla is op de grond gaan liggen, zeggend: 'Ik zal hier sterven of wegtrekken in thuisloosheid.' Kom dan jongens, ga naar Raṭṭhapāla en zeg hem dit: 'Beste Raṭṭhapāla, je bent de enige zoon van je vader en moeder, je bent ze dierbaar en geliefd. Je bent in comfort opgevoed, in comfort grootgebracht: jij kent geen enkel lijden. Sta op, en eet, drink en vermaak jezelf! Etend, drinkend en jezelf vermakend, goede daden verrichtend en genietend van sensueel genot, kun je gelukkig zijn. Beste Raṭṭhapāla, zelfs als je zou sterven zouden je vader en moeder je tegen hun zin in verliezen, dus hoe kunnen ze je dan terwijl je nog leeft toestemming geven om het huis te verlaten en thuisloosheid in te trekken?'" <297>
10. En toen gingen de vrienden van Raṭṭhapāla naar Raṭṭhapāla toe, en zij zeiden dit tegen hem. En toen zij dit gezegd hadden, bleef de jongeman Raṭṭhapāla stil.
En voor de tweede keer en de derde keer herhaalden de vrienden van Raṭṭhapāla hun verzoek. En ook de tweede en derde keer bleef Raṭṭhapāla stil. <298>
11. En toen gingen de vrienden van Raṭṭhapāla naar zijn vader en moeder toe, en zeiden tegen hen: "Vader, moeder, Raṭṭhapāla is op de grond gaan liggen, zeggend: 'Ik zal hier sterven of wegtrekken in thuisloosheid.' Als jullie Raṭṭhapāla geen toestemming geven om het huis te verlaten en thuisloosheid in te trekken, zal hij daar sterven. Maar als jullie Raṭṭhapāla toestemming geven om het huis te verlaten en thuisloosheid in te trekken, zullen jullie hem zien nadat hij thuisloosheid ingetrokken is. En als Raṭṭhapāla niet gelukkig is wanneer hij het huis verlaten heeft en thuisloosheid ingetrokken is, waar zal hij dan heengaan? Dan zal hij hier terugkomen. Geven jullie Raṭṭhapāla maar toestemming om het huis te verlaten en thuisloosheid in te trekken."
"Beste jongens, wij geven Raṭṭhapāla toestemming om het huis te verlaten en thuisloosheid in te trekken. Maar wanneer hij thuisloosheid ingetrokken is, dient hij zijn vader en moeder te bezoeken."
En toen gingen de vrienden van Raṭṭhapāla naar Raṭṭhapāla, en zij zeiden hem dit: "Sta op, beste Raṭṭhapāla. Je vader en moeder geven je toestemming om het huis te verlaten en thuisloosheid in te trekken. Maar wanneer je thuisloosheid ingetrokken bent, dien je je vader en moeder te bezoeken." <299>
12. En toen de jongeman Raṭṭhapāla opgestaan was en weer op krachten was gekomen, ging hij naar de Gezegende. Bij de Gezegende aangekomen, betoonde hij hem eerbied en ging terzijde van hem zitten. Zo gezeten zei de jongeman Raṭṭhapāla het volgende tegen de Gezegende: "Mijn vader en moeder hebben me toestemming gegeven om het huis te verlaten en thuisloosheid in te trekken. Laat de Gezegende mij het weggaan in thuisloosheid geven." En de jongeman Raṭṭhapāla ontving het weggaan in thuisloosheid van de Gezegende, en hij ontving de hogere inwijding.
13. "En niet lang nadat de Gezegende de hogere inwijding aan de Eerwaarde Raṭṭhapāla gaf, twee weken daarna, nadat de Gezegende zolang hij wilde in Thullakoṭṭhita verbleven was, vertrok de Gezegende op looptocht naar Savatthī. In etappes reizend, kwam hij [na verloop van tijd] aan in Sāvatthī. En daar leefde de Gezegende in Anāthapiṇḍika’s Bosklooster, in het Bos van Prins Jeta.
14. "En niet lang daarna bereikte de Eerwaarde Raṭṭhapāla, alert, vol ijver en vastberaden, en alleen en in afzondering levend, het onovertroffen doel waarvoor zonen van goede families terecht het huiselijk leven verlaten en wegtrekken in thuisloosheid. Hij bereikte de perfectie van het religieuze leven en zag de Dhamma, en hij begreep en verwezenlijkte haar volledig. Hij besefte: “Geboorte is ten einde, het religieuze leven is geleefd, wat gedaan moest worden is gedaan, er is geen verdere toestand van bestaan.” En de Eerwaarde Raṭṭhapāla werd een van de Arahants.
15. En toen ging de Eerwaarde Raṭṭhapāla naar de Gezegende, betoonde hem eerbied en ging terzijde van hem zitten. Zo gezeten zei de Eerwaarde Raṭṭhapāla het volgende tegen de Gezegende: "Eerwaarde, ik wens mijn vader en moeder te bezoeken, indien de Gezegende mij daarvoor toestemming geeft."
En toen nam de Gezegende met zijn geest de geest van de Eerwaarde Raṭṭhapāla waar en begreep die. En de Gezegende wist: "Het is onmogelijk dat de jongman Raṭṭhapāla de training zou verlaten en terug zou gaan naar het lage leven," en hij zei tegen de Eerwaarde Raṭṭhapāla: "Raṭṭhapāla, doe waar je de tijd geschikt voor acht."
16. En toen stond de Eerwaarde Raṭṭhapāla op van zijn zetel, betoonde eerbied aan de Gezegende, draaide rechts om, bracht zijn verblijfplaats in orde, nam zijn schaal en overkleed, en vertrok op looptocht naar Thullakoṭṭhita. In etappes reizend, kwam hij [na verloop van tijd] aan in Thullakoṭṭhita. En daar in Thullakoṭṭhita leefde de Eerwaarde Raṭṭhapāla in de Migācīra Tuin van Koning Koravya.
En toen, in de ochtend, kleedde de Eerwaarde Raṭṭhapāla zich aan, nam zijn schaal en overkleed, en ging Thullakoṭṭhita binnen voor aalmoesgiften. En terwijl hij in Thullakoṭṭhita van huis tot huis rondliep voor aalmoesgiften, kwam hij langs het huis van zijn eigen vader.
17. En op die gelegenheid liet de vader van de Eerwaarde Raṭṭhapāla in de hal bij de centrale deur zijn haar borstelen en kammen. En zijn vader zag de Eerwaarde Raṭṭhapāla van verre aankomen, en zei: “Door deze kaalgeschoren monniken is onze enige zoon, dierbaar en geliefd, weggetrokken in thuisloosheid." En de Eerwaarde Raṭṭhapāla ontving bij het huis van zijn eigen vader geen aalmoes noch een [beleefde] weigering; in plaats daarvan ontving hij slechts beledigingen.
18. En op dat moment was een slavin van de familie van de Eerwaarde Raṭṭhapāla de overblijfselen van het eten van de vorige avond aan het weggooien. En de Eerwaarde Raṭṭhapāla zei tegen die slavin: "Zuster, indien dat [voedsel] weggooid dient te worden, kun je het hier in mijn aalmoesschaal gieten."
Er terwijl die slavin van de familie van de Eerwaarde Raṭṭhapāla de overblijfselen van het eten van de vorige avond in de aalmoesschaal van de Eerwaarde Raṭṭhapāla goot, herkende ze hem aan de eigenschappen van zijn handen, voeten en stem. <300>
En toen ging die slavin van de familie van de Eerwaarde Raṭṭhapāla naar de moeder van Raṭṭhapāla, en zei tegen haar: "Mevrouw, hoort U eens: Raṭṭhapāla, de zoon des huizes, is gearriveerd."
"Slavin, als wat je zegt waar is, ben je geen slaaf meer."
En toen ging de moeder van Raṭṭhapāla naar de vader van Raṭṭhapāla, en zei tegen hem: "Meneer, moet U horen: men zegt dat Raṭṭhapāla, de zoon des huizes, is gearriveerd."
19. En op dat moment was de Eerwaarde Raṭṭhapāla de overblijfselen van het eten van de vorige avond aan het eten, gezeten aan de voet van een zekere muur. En de vader van Raṭṭhapāla ging naar de Eerwaarde Raṭṭhapāla toe, en zei hem: "Maar er is toch zeker... Lieve Raṭṭhapāla... Eet je overblijfselen van het eten van gisteren? Is er dan niet je eigen huis om naar toe te gaan?"
"Beste burger, hoe kan er voor ons, die het huis verlaten hebben en thuisloosheid ingetrokken zijn, nu een [eigen] huis zijn? Wij zijn thuisloos, burger. Wij gingen naar jouw huis, en daar ontvingen wij geen aalmoes noch een [beleefde] weigering; in plaats daarvan ontvingen wij slechts beledigingen."
"Kom, lieve Raṭṭhapāla, laten we naar huis gaan."
"Genoeg, burger. Mijn maaltijd van vandaag is beëindigd."
"Lieve Raṭṭhapāla, stem dan in met een maaltijd voor morgen." En de Eerwaarde Raṭṭhapāla stemde daar zwijgend mee in.
20. En toen de vader van Eerwaarde Raṭṭhapāla wist dat de Eerwaarde Raṭṭhapāla instemde, ging hij naar zijn huis toe en liet daar een grote hoop goud en geld aanleggen en met matten bedekken. En hij zei tegen de vroegere vrouwen van de Eerwaarde Raṭṭhapāla: "Kom, schoondochters, versieren jullie jezelf eens met sieraden zoals de jongeman Raṭṭhapāla jullie vroeger lieflijk en aantrekkelijk vond." <301>
21. En toen de nacht afgelopen was, liet de vader van Eerwaarde Raṭṭhapāla in zijn huis uitstekend hard en zacht voedsel voorbereiden, en hij berichtte de Eerwaarde Raṭṭhapāla dat het tijd was: "Het is tijd, lieve Raṭṭhapāla: het eten is klaar."
En toen, in de ochtend, kleedde de Eerwaarde Raṭṭhapāla zich aan, nam zijn schaal en overkleed, en ging naar het huis van zijn vader. Daar aangekomen, ging hij zitten op de voorbereidde zitplaats. En de vader van Eerwaarde Raṭṭhapāla liet de matten van de hoop goud en geld afhalen, en zei tegen de Eerwaarde Raṭṭhapāla: "Lieve Raṭṭhapāla, dit is het vermogen van je moeder. Het vermogen van je vader bestaat uit nog zo'n hoop, en het vermogen van je grootvader is nog een andere hoop. Lieve Raṭṭhapāla, je kunt van deze rijkdom genieten en goede daden verrichten. Kom, lieve Raṭṭhapāla, verlaat de training en keer terug naar het lage leven, geniet van je rijkdom en verricht goede daden."
22. "Burger, als je zou doen wat ik je zeg, laad dan deze hoop goud en geld op een wagen, breng het naar het midden van de stroom van de rivier de Ganges, en laat het daar zinken. En waarom? Omdat er met deze dingen als oorzaak, voor jou verdriet, treuren, pijn, droefheid en ellende zullen ontstaan."
23. En toen grepen de vroegere vrouwen van de Eerwaarde Raṭṭhapāla hem ieder bij een voet en zeiden tegen hem: "Hoe zijn die nimfen dan, zoon des huizes, waarvoor U het heilige leven leidt?"
"Zusters, wij leven het heilige leven niet om reden van nimfen."
"De zoon des huizes Raṭṭhapāla noemt ons 'zusters!'" en daarop vielen zij daar flauw.
24. En de Eerwaarde Raṭṭhapāla zei het volgende tegen zijn vader: "Burger, als er voedsel is om te geven, geef dat dan. Val ons niet lastig."
"Eet, lieve Raṭṭhapāla, het eten is klaar." En met zijn eigen handen bediende en verzadigde de vader de Eerwaarde Raṭṭhapāla met uitstekend hard en zacht voedsel. <302>
En toen de Eerwaarde Raṭṭhapāla had gegeten en zijn aalmoesschaal terzijde had gelegd, stond hij op en sprak de volgende verzen:
26. En nadat de Eerwaarde Raṭṭhapāla terwijl hij stond deze verzen had uitgesproken, ging hij naar de Migācīra Tuin van Koning Koravya, en daar ging hij zitten bij de voet van een boom om er de dag door te brengen. <303>
27. En Koning Koravya sprak als volgt tegen zijn jachtopziener: "Beste jachtopziener, maak de Migācīra Tuin schoon en netjes, wij gaan naar dat lusthof om een mooie plek te zien." "Goed, Majesteit," stemde de jachtopziener in met Koning Koravya. En terwijl hij de Migācīra Tuin aan het schoonmaken was, zag hij de Eerwaarde Raṭṭhapāla zitten bij de voet van een boom om er de dag door te brengen. Nadat hij hem gezien had, ging hij naar Koning Koravya, en zei tegen hem: "Majesteit, Uw Migācīra Tuin is schoon en netjes. En de jongeman genaamd Raṭṭhapāla brengt er de dag door, gezeten bij de voet van een boom. Hij is van goede komaf, een zoon van de meest voorname familie van dit Thullakoṭṭhita, en U heeft vaak lovend over hem gesproken."
"Beste jachtopziener, laat in dat geval het lusthof maar zitten voor vandaag. Wij gaan nu onze eerbied betonen aan die Eerwaarde Raṭṭhapāla."
28. En Koning Koravya zei: "Geef al het voorbereidde harde en zachte voedsel weg," en hij liet prestigieuze rijtuigen inspannen, besteeg een van die prestigieuze rijtuigen, en vertrok samen met de andere prestigieuze rijtuigen met koninklijke pracht en praal uit Thullakoṭṭhita, om de Eerwaarde Raṭṭhapāla te bezoeken. Voor zover het pad dat toeliet ging hij met zijn rijtuig, toen stapte hij uit en hij ging samen met een voornaam gezelschap [van regeringsfunctionarissen] te voet verder naar de Eerwaarde Raṭṭhapāla. Toen hij aankwam, wisselde hij vriendelijke beleefdheden uit met de Eerwaarde Raṭṭhapāla, waarna hij terzijde van de Eerwaarde Raṭṭhapāla ging staan. En toen Koning Koravya zo terzijde stond, zei hij het volgende: "Eerwaarde Raṭṭhapāla, hier is een olifantenkleed. Gaat U daarop zitten."
"Genoeg, grote koning, gaat U zitten; ik zit op mijn eigen zitplaats."
En Koning Koravya ging zitten op een gereedgemaakte zetel, en zei het volgende tegen de Eerwaarde Raṭṭhapāla: <304>
29. "Eerwaarde Raṭṭhapāla, er zijn vier soorten verlies. Wanneer mensen zulk verlies ervaren, zijn er enkele mensen die daardoor hun hoofdhaar eraf scheren, een geel kleed omdoen, het huis verlaten en wegtrekken in thuisloosheid. En wat zijn die vier soorten verlies? Verlies door ouderdom, verlies door ziekte, verlies van rijkdom en verlies van verwanten.
30. "En wat, Eerwaarde Raṭṭhapāla, is verlies door ouderdom? Hier is iemand oud, bejaard, en op hoge leeftijd, die zijn leven geleefd heeft, en ouderdom bereikt. En hij denkt aldus: 'Ik ben oud, bejaard, en op hoge leeftijd. Ik hem mijn leven geleefd, en ouderdom bereikt. Het is niet makkelijk voor mij om nog niet vergaarde rijkdom te vergaren, of om de rijkdom die ik al heb te vermeerderen. Wat nu als ik mijn hoofdhaar er eens af zou scheren en een geel kleed omdoe, het huis verlaat en wegtrek in thuisloosheid?' En omdat hij dit verlies door ouderdom ervaart, scheert hij zijn hoofdhaar eraf, doet een geel kleed om, verlaat het huis en trekt weg in thuisloosheid. Dit noemt men verlies door ouderdom. Maar de Eerwaarde Raṭṭhapāla is nu jong en jeugdig, een jongeman met zwart haar, gezegend met jeugd en in de bloei van zijn leven. De Eerwaarde Raṭṭhapāla heeft geen verlies door ouderdom. Wat heeft de Eerwaarde Raṭṭhapāla begrepen, gezien of gehoord dat hij het huis verliet en wegtrok in thuisloosheid?
31. "En wat, Eerwaarde Raṭṭhapāla, is verlies door ziekte? Hier is iemand ziek en hij ervaart lijden en zware ziekte. En hij denkt aldus: 'Ik ben ziek en ik ervaar lijden en zware ziekte. Het is niet makkelijk voor mij om nog niet vergaarde rijkdom te vergaren, of om de rijkdom die ik al heb te vermeerderen. Wat nu als ik mijn hoofdhaar er eens af zou scheren en een geel kleed omdoe, het huis verlaat en wegtrek in thuisloosheid?' En omdat hij dit verlies door ziekte ervaart, scheert hij zijn hoofdhaar eraf, doet een geel kleed om, verlaat het huis en trekt weg in thuisloosheid. Dit noemt men verlies door ziekte. Maar de Eerwaarde Raṭṭhapāla is nu gezond en vrij van ziekte. Hij heeft een goede spijsvertering die niet te koud noch te heet is. De Eerwaarde Raṭṭhapāla heeft geen verlies door ziekte. Wat heeft de Eerwaarde Raṭṭhapāla begrepen, gezien of gehoord dat hij het huis verliet en wegtrok in thuisloosheid?
32. "En wat, Eerwaarde Raṭṭhapāla, is verlies van rijkdom? Hier is iemand rijk, met een groot vermogen en een grote rijkdom. En die rijkdom van hem neemt af en gaat verloren. En hij denkt aldus: 'Ik was rijk en ik had een groot vermogen en een grote rijkdom. En die rijkdom nam af en ging verloren. Het is niet makkelijk voor mij om nog niet vergaarde rijkdom te vergaren, of om de rijkdom die ik al heb te vermeerderen. Wat nu als ik mijn hoofdhaar er eens af zou scheren en een geel kleed omdoe, het huis verlaat en wegtrek in thuisloosheid?' En omdat hij dit verlies van rijkdom ervaart, scheert hij zijn hoofdhaar eraf, doet een geel kleed om, verlaat het huis en trekt weg in thuisloosheid. Dit noemt men verlies van rijkdom. Maar de Eerwaarde Raṭṭhapāla is een zoon van de meest voorname familie van dit Thullakoṭṭhita. De Eerwaarde Raṭṭhapāla heeft geen verlies van rijkdom. Wat heeft de Eerwaarde Raṭṭhapāla begrepen, gezien of gehoord dat hij het huis verliet en wegtrok in thuisloosheid?
33. "En wat, Eerwaarde Raṭṭhapāla, is verlies van verwanten? Hier heeft iemand vele vrienden en collegas, en vele familieleden en bloedverwanten. En die verwanten van hem nemen geleidelijk in aantal af en gaan verloren. En hij denkt aldus: 'Ik had vroeger vele vrienden en collegas, en vele familieleden en bloedverwanten. En die verwanten namen geleidelijk in aantal af en gingen verloren. Het is niet makkelijk voor mij om nog niet vergaarde rijkdom te vergaren, of om de rijkdom die ik al heb te vermeerderen. Wat nu als ik mijn hoofdhaar er eens af zou scheren en een geel kleed omdoe, het huis verlaat en wegtrek in thuisloosheid?' En omdat hij dit verlies van verwanten ervaart, scheert hij zijn hoofdhaar eraf, doet een geel kleed om, verlaat het huis en trekt weg in thuisloosheid. Dit noemt men verlies van verwanten. Maar de Eerwaarde Raṭṭhapāla heeft in dit Thullakoṭṭhita vele vrienden en collegas, en vele familieleden en bloedverwanten. De Eerwaarde Raṭṭhapāla heeft geen verlies van verwanten. Wat heeft de Eerwaarde Raṭṭhapāla begrepen, gezien of gehoord dat hij het huis verliet en wegtrok in thuisloosheid?
34. "Eerwaarde Raṭṭhapāla, dit zijn de vier soorten verlies. Wanneer mensen zulk verlies ervaren, zijn er enkele mensen die daardoor hun hoofdhaar eraf scheren, een geel kleed omdoen, het huis verlaten en wegtrekken in thuisloosheid. Maar de Eerwaarde Raṭṭhapāla ervaart deze [soorten verlies] niet. Wat heeft de Eerwaarde Raṭṭhapāla begrepen, gezien of gehoord dat hij het huis verliet en wegtrok in thuisloosheid?" <305>
35. "Grote koning, de Gezegende die weet en ziet, die een Arahant is en volledig ontwaakt, onderwees vier Dhamma-leringen. En toen ik die [leringen] begrepen, gezien en gehoord had, verliet ik het huis en trok weg in thuisloosheid. Welke vier?
36. [1] "'De wereld wordt weggevaagd en is onstabiel.' Dat is de eerste Dhamma-lering die onderwezen is door de Gezegende die weet en ziet, die een Arahant is en volledig ontwaakt. En toen ik die [lering] begrepen, gezien en gehoord had, verliet ik het huis en trok weg in thuisloosheid.
[2] "'De wereld is zonder beschutting en zonder beschermer.' Dat is de tweede Dhamma-lering die onderwezen is door de Gezegende die weet en ziet, die een Arahant is en volledig ontwaakt. En toen ik die [lering] begrepen, gezien en gehoord had, verliet ik het huis en trok weg in thuisloosheid.
[3] "'De wereld is zonder eigendom: men gaat heen en moet alles achterlaten.' Dat is de derde Dhamma-lering die onderwezen is door de Gezegende die weet en ziet, die een Arahant is en volledig ontwaakt. En toen ik die [lering] begrepen, gezien en gehoord had, verliet ik het huis en trok weg in thuisloosheid.
[4] "'De wereld is ontoereikend, onbevredigend, een slaaf van verlangen.' Dat is de vierde Dhamma-lering die onderwezen is door de Gezegende die weet en ziet, die een Arahant is en volledig ontwaakt. En toen ik die [lering] begrepen, gezien en gehoord had, verliet ik het huis en trok weg in thuisloosheid.
37. "Grote koning, dit zijn de vier Dhamma-leringen onderwezen door de Gezegende die weet en ziet, die een Arahant is en volledig ontwaakt. En toen ik die [leringen] begrepen, gezien en gehoord had, verliet ik het huis en trok weg in thuisloosheid." <306>
38. "De Eerwaarde Raṭṭhapāla zei: 'De wereld wordt weggevaagd en is onstabiel.' Hoe dient men de betekenis van deze uitspraak te begrijpen?"
"Wat denkt U, grote koning? Toen U twintig of vijfentwintig jaar oud was, was U toen bedreven [in het omgaan] met olifanten, paarden, rijtuigen, boog en zwaard? Had U sterke dijen en armen? Was U bekwaam in en vertrouwd met het strijdgewoel?"
"Eerwaarde Raṭṭhapāla, toen ik twintig of vijfentwintig jaar oud was, was ik bedreven [in het omgaan] met olifanten, paarden, rijtuigen, boog en zwaard. Ik had sterke dijen en armen, en was bekwaam in en vertrouwd met het strijdgewoel. Soms denk ik dat ik bovennatuurlijke krachten had: ik zie niemand die gelijk in kracht was aan mijzelf."
"Wat denkt U, grote koning? Heeft U nu [nog steeds] zulke sterke dijen en armen? Bent U nu [nog steeds] zo bekwaam in en vertrouwd met het strijdgewoel?"
"Nee, Eerwaarde Raṭṭhapāla. Nu ben ik oud, bejaard, en op hoge leeftijd. Ik heb mijn leven geleefd en ouderdom bereikt: ik ben nu al tachtig jaar oud geworden. Soms wil ik mijn voet hier neerzetten, maar zet hem vervolgens ergens anders neer."
"Grote koning, het was met betrekking hierop dat de Gezegende die weet en ziet, die een Arahant is en volledig ontwaakt, zei: 'De wereld wordt weggevaagd en is onstabiel.' En toen ik dit begrepen, gezien en gehoord had, verliet ik het huis en trok weg in thuisloosheid."
"Geweldig, Eerwaarde Raṭṭhapāla! Prachtig, Eerwaarde Raṭṭhapāla! Hoe goed dat gezegd is door de Gezegende die weet en ziet, die een Arahant is en volledig ontwaakt: 'De wereld wordt weggevaagd en is onstabiel.' De wereld wordt inderdaad weggevaagd, en zij is onstabiel.
39. "Eerwaarde Raṭṭhapāla, er zijn in mijn paleis troepen cavalerie met olifanten, paarden en rijtuigen, en er zijn troepen infanterie. En wanneer wij in gevaar verkeren, dienen zij ter bescherming. De Eerwaarde Raṭṭhapāla zei: 'De wereld is zonder beschutting en zonder beschermer.' Hoe dient men de betekenis van deze uitspraak te begrijpen?"
"Wat denkt U, grote koning? Heeft U een chronische ziekte?"
"Eerwaarde Raṭṭhapāla, ik heb een chronische windziekte. Soms staan mijn vrienden, collegas, familieleden en bloedverwanten om me heen, en denken: 'Nu zal Koning Koravya doodgaan. Nu zal Koning Koravya doodgaan.'"
"Wat denkt U, grote koning? Kunt U [op die gelegenheid] Uw vrienden, collegas, familieleden en bloedverwanten dan dit laten doen: 'Kom, mijn goede vrienden, collegas, familieleden en bloedverwanten: laat ieder die hier aanwezig is delen in dit [pijnlijk] gevoel, zodat ikzelf minder van dit gevoel zal voelen.' Of moet U dat gevoel helemaal zelf ervaren?"
"Eerwaarde Raṭṭhapāla, ik kan mijn vrienden, collegas, familieleden en bloedverwanten dit niet laten doen: 'Kom, mijn goede vrienden, collegas, familieleden en bloedverwanten: laat ieder die hier aanwezig is delen in dit [pijnlijk] gevoel, zodat ikzelf minder van dit gevoel zal voelen.' Ik moet dat gevoel helemaal zelf ervaren."
"Grote koning, het was met betrekking hierop dat de Gezegende die weet en ziet, die een Arahant is en volledig ontwaakt, zei: 'De wereld is zonder beschutting en zonder beschermer.' En toen ik dit begrepen, gezien en gehoord had, verliet ik het huis en trok weg in thuisloosheid."
"Geweldig, Eerwaarde Raṭṭhapāla! Prachtig, Eerwaarde Raṭṭhapāla! Hoe goed dat gezegd is door de Gezegende die weet en ziet, die een Arahant is en volledig ontwaakt: 'De wereld is zonder beschutting en zonder beschermer.' De wereld is inderdaad zonder beschutting en zonder beschermer.
40. "Eerwaarde Raṭṭhapāla, er zijn in mijn paleis grote hoeveelheden goud en geld, die ondergronds en bovengronds [opgeslagen] zijn. De Eerwaarde Raṭṭhapāla zei: 'De wereld is zonder eigendom: men gaat heen en moet alles achterlaten.' Hoe dient men de betekenis van deze uitspraak te begrijpen?"
"Wat denkt U, grote koning? U amuseert zichzelf nu met de vijf soorten sensueel genot, waar U over beschikt en die U ervaart. Kan U het volgende leven zo laten zijn dat U zich daar op dezelfde manier als nu zal amuseren met de vijf soorten sensueel genot, en erover zal beschikken en ze zal ervaren? Of zal Uw rijkdom naar anderen overgaan, terwijl U verder zal gaan overeenkomstig Uw [gedane] daden?"
"Eerwaarde Raṭṭhapāla, ik kan het volgende leven niet zo laten zijn dat ik me daar op dezelfde manier als nu zal amuseren met de vijf soorten sensueel genot, en erover zal beschikken en ze zal ervaren. Integendeel: mijn rijkdom zal naar anderen overgaan, terwijl ik verder zal gaan overeenkomstig mijn daden."
"Grote koning, het was met betrekking hierop dat de Gezegende die weet en ziet, die een Arahant is en volledig ontwaakt, zei: 'De wereld is zonder eigendom: men gaat heen en moet alles achterlaten.' En toen ik dit begrepen, gezien en gehoord had, verliet ik het huis en trok weg in thuisloosheid."
"Geweldig, Eerwaarde Raṭṭhapāla! Prachtig, Eerwaarde Raṭṭhapāla! Hoe goed dat gezegd is door de Gezegende die weet en ziet, die een Arahant is en volledig ontwaakt: 'De wereld is zonder eigendom: men gaat heen en moet alles achterlaten.' De wereld is inderdaad zonder eigendom, en men moet alles achterlaten.
41. "De Eerwaarde Raṭṭhapāla zei: 'De wereld is ontoereikend, onbevredigend, een slaaf van verlangen.' Hoe dient men de betekenis van deze uitspraak te begrijpen?"
"Wat denkt U, grote koning? Regeert U over dit welvarende land der Kurus?"
"Ja, Eerwaarde Raṭṭhapāla, ik regeer over dit welvarende land der Kurus."
"Wat denkt U, grote koning? Stel dat er hier een betrouwbaar en integer man uit oostelijke richting zou komen, en tegen U zou zeggen: 'Sire, U moet weten dat ik uit oostelijke richting gekomen ben. En daar zag ik een groot land, machtig en welvarend, met vele mensen, vol met mensen. Er zijn in dat land vele troepen cavalerie met olifanten, paarden en rijtuigen, en vele troepen infanterie. Er is daar veel ivoor, en veel goud en geld, zowel bewerkt als onbewerkt. En er zijn daar vele vrouwen. U bent in staat dat land met Uw strijdkrachten veroveren. Verover het, grote koning!' Wat zou U dan doen?"
"We zouden dat land dan veroveren en erover regeren, Eerwaarde Raṭṭhapāla."
"Wat denkt U, grote koning? Stel dat er hier een betrouwbaar en integer man uit westelijke... noordelijke ... zuidelijke richting zou komen, en tegen U zou zeggen: 'Sire, U moet weten dat ik uit westelijke... noordelijke ... zuidelijke richting gekomen ben. En daar zag ik een groot land, machtig en welvarend, met vele mensen, vol met mensen. Er zijn in dat land vele troepen cavalerie met olifanten, paarden en rijtuigen, en vele troepen infanterie. Er is daar veel ivoor, en veel goud en geld, zowel bewerkt als onbewerkt. En er zijn daar vele vrouwen. U bent in staat dat land met Uw strijdkrachten veroveren. Verover het, grote koning!' Wat zou U dan doen?"
"We zouden dat land dan veroveren en erover regeren, Eerwaarde Raṭṭhapāla."
"Grote koning, het was met betrekking hierop dat de Gezegende die weet en ziet, die een Arahant is en volledig ontwaakt, zei: 'De wereld is ontoereikend, onbevredigend, een slaaf van verlangen.' En toen ik dit begrepen, gezien en gehoord had, verliet ik het huis en trok weg in thuisloosheid."
"Geweldig, Eerwaarde Raṭṭhapāla! Prachtig, Eerwaarde Raṭṭhapāla! Hoe goed dat gezegd is door de Gezegende die weet en ziet, die een Arahant is en volledig ontwaakt: 'De wereld is ontoereikend, onbevredigend, een slaaf van verlangen.' De wereld is inderdaad ontoereikend en onbevredigend, en een slaaf van verlangen."
42. Zo sprak de Eerwaarde Raṭṭhapāla. En nadat hij dat gezegd had, zei hij ook nog dit: <307>