<223> 1-2. Aldus heb ik gehoord. De Gezegende verbleef eens in Ghosita’s Bosklooster, in Kosambi. En de rondzwervende asceet Sandaka verbleef toen in de Grot bij de Pilakkha-vijgenboom, samen met een grote groep rondwervende asceten, zo’n vijfhonderd asceten.
3. En toen, in de namiddag, kwam de Eerwaarde Ānanda uit retraite en sprak de monniken als volgt toe: “Vrienden, zullen we naar de Devakaṭa Vijver gaan om daar de grot te bezichtigen?” — “Goed, vriend,” stemden de monniken toe. En toen ging de Eerwaarde Ānanda samen met een grote groep monniken naar de Devakaṭa Vijver.
4. En toen zaten de rondzwervende asceet Sandaka en die grote groep rondzwervende asceten luidruchtig en rumoerig te discussiëren over allerlei banale onderwerpen, en ze maakten daarbij een groot lawaai. Ze hadden het zo over koningen, dieven, ministers, legers, gevaren, oorlogen, eten, drinken, kleding, bedden, rozenkransen, geuren, familie, voertuigen, dorpjes, marktstadjes, steden, landen, vrouwen, helden, straten, waterputten, spoken, trivia, verklaringen van de wereld, verklaringen van de zeëen, en over diverse soorten levens.
En de rondzwervende asceet Sandaka zag de Eerwaarde Ānanda van verre aankomen. Toen hij hem zag, maande hij zijn groep tot stilte: “Wees stil, eerwaardes, maak geen geluid! Hier komt de monnik Ānanda aan, die discipel van de monnik Gotama. De monnik Ānanda is een van de discipelen die momenteel in Kosambi verblijven. Die eerwaardes houden van rust. Zij zijn onderwezen in rust, en bevelen rust aan. Ik denk dat hij wel hierheen zal komen als hij vind dat onze group rustig is.” En daarop werden die rondzwervende asceten stil. <224>
5. En toen ging de Eerwaarde Ānanda naar de rondzwervende asceet Sandaka. En de rondzwervende asceet Sandaka zei tegen de Eerwaarde Ānanda: “Komt U, Eerwaarde Ānanda! Weest U welkom, Eerwaarde Ānanda! Het is lang geleden dat U de gelegenheid nam om hierheen te komen. Gaat U zitten, Eerwaarde Ānanda, deze zitplaats is gereed gemaakt voor U.”
En de Eerwaarde Ānanda ging zitten op de voorbereidde zitplaats. Daarna nam de rondzwervende asceet Sandaka een inferieure zetel en ging zitten terzijde van de Eerwaarde Ānanda. Toen de rondzwervende asceet Sandaka gezeten was, zei de Eerwaarde Ānanda het volgende: “Voor wat voor discussie zitten jullie hier nu samen, Sandaka? Wat was de discussie die onderbroken werd?”
“Laat dat maar zitten, Eerwaarde Ānanda, die discusie waarvoor wij hier nu samenzitten. De Eerwaarde Ānanda kan daar later makkelijk meer over horen. Het zou goed zijn indien de Eerwaarde Ānanda ons over de leer van zijn eigen leraar zou toespreken.”
“Luister dan, Sandaka, en let goed op: ik ga spreken.”
“Goed, Eerwaarde”, zei de rondzwervende asceet Sandaka. De Eerwaarde Ānanda sprak als volgt:
6. “De Gezegende, die weet en ziet, die een Arahant en een Volledig Ontwaakte is, heeft van vier dingen verkondigd dat ze een denkwijze zijn die het leven van het religieuze leven verhindert, en van vier dingen heeft hij verkondigd dat ze een vorm van religieus leven zijn die geen verlichting of troost brengt. Een wijs man zou zeker niet op dergelijke wijze het religieus leven leiden, en als hij dat wel zou doen, zou hij geen kennis behalen, en de heilzame Dhamma niet bereiken.”
“Maar wat, Eerwaarde Ānanda, zijn dan die vier dingen waarvan de Gezegende, die weet en ziet, die een Arahant en een Volledig Ontwaakte is, heeft verkondigd dat ze een denkwijze zijn die het leven van het religieuze leven verhindert, en dat een wijs man zeker niet op dergelijke wijze het religieus leven zou leiden, en dat als hij dat wel zou doen, hij geen kennis zou behalen, en de heilzame Dhamma niet zou bereiken?” <225>
7. “Hier, Sandaka, volgt een leraar de volgende doctrine, en heeft de volgende visie: ‘Er zijn geen giften. Er zijn geen geschenken. Er zijn geen offers. Er zijn geen goede en slechte akties die een uitkomst of resultaat hebben. Deze wereld is er niet, en er is geen volgende wereld. Er is geen moeder, geen vader, en er zijn geen wezens die spontaan [zonder ouders] geboren zijn. Er zijn in deze wereld geen monniken en priesters die het juiste pad gegaan zijn, die de juiste methode gevolgd hebben, en zo zowel deze als de volgende wereld zelf volledig begrepen en ervaren hebben, en er uitleg over geven. Mensen bestaan uit de vier grote elementen. Wanneer iemand doodgaat, gaat het aarde-element [van zijn lichaam] weer terug naar de totaliteit van aarde, het water-element keert terug naar de totaliteit van water, het hitte-element keert terug naar de totaliteit van hitte, en het lucht-element keert terug naar de totaliteit van lucht. De zintuiglijke functies verdwijnen in de ruimte. [Vier] mannen nemen de lijkbaar met het lijk en dragen die naar het crematieterrein, en de lijkrede vindt plaats. De botten worden wit [door de hitte van het vuur] en de offerandes vallen neer. Geven is een leer van dwazen. Wanneer iemand zegt dat het geven profijt brengt, dan is dat lege en leugenachtige kletspraat. Zowel dwazen als wijzen worden bij de ondergang van het lichaam vernietigd en vergaan. Na de dood bestaan zij niet [meer].’
8. “Sandaka, hierover denkt een wijs man als volgt: ‘Deze waardige leraar volgt deze doctrine, en heeft deze visie, namelijk: “Er zijn geen giften ... Er zijn geen goede en slechte akties ... Er zijn geen monniken of priesters die het juiste pad gegaan zijn ... Geven is een leer van dwazen ... Na de dood bestaan zowel dwazen als wijzen niet [meer].” Als deze waardige leraar de waarheid spreekt, dan heb ik het nog niet gedane nu reeds gedaan, dan heb ik het nog niet geperfectioneerde nu reeds geperfectioneerd. Maar ikzelf zeg niet dat wij beiden bij de ondergang van het lichaam vernietigd worden en vergaan, en dat we na de dood niet [meer] bestaan. Maar wij beiden staan hier [in deze doctrine] wel op gelijke voet, we hebben hetzelfde bereikt. Het is daarom overbodig voor deze waardige leraar om naakt te zijn, om kaal te zijn, om zich in te spannen in het gehurkt zitten en zijn haren uit te plukken. Want ik zal precies dezelfde bestemming ondergaan als deze waardige leraar, ook al leidt ik een druk en geregeld leven met mijn kinderen, en ook al geniet ik van het comfort van sandelhout uit Varanasi, en draag ik bloemenkransen, gebruik parfum en cosmetica, en accepteer goud en zilver. Waarom zou ik dan, als ik dit weet en zie, het religieuze leven onder deze leraar gaan leiden?’ Wanneer hij zich dit zo beseft, is hij ontmoedigd door het leven van dat ‘religieuze’ leven, en keert zich ervan af.
9. “Sandaka, hierover heeft de Gezegende, die weet en ziet, die een Arahant en een Volledig Ontwaakte is, verkondigd dat het de eerste manier van denken is die het leven van het religieuze leven verhindert, en dat een wijs man zeker niet op dergelijke wijze het religieus leven zou leiden, en dat als hij dat wel zou doen, hij geen kennis zou behalen, en de heilzame Dhamma niet zou bereiken. <226>
10. “En verder, Sandaka, is er hier een leraar die volgende doctrine volgt, en de volgende visie heeft: ‘Wanneer men handelt of een ander maakt handelen, wanneer men iemand verminkt of maakt dat een ander hem verminkt, wanneer men iemand martelt of maakt dat een ander hem martelt, wanneer men iemand zorgen geeft of maakt dat een ander hem zorgen geeft, wanneer men iemand verdriet aandoet of maakt dat een ander hem verdriet aandoet, wanneer men iemand laat beven van angst of maakt dat een ander hem laat beven van angst, wanneer men levende wezens doodt, neemt wat niet gegeven is, inbraken pleegt, op plundertocht gaat, dingen steelt, reizigers berooft, overspel pleegt, of leugens vertelt, dan heeft men geen slechte daad begaan. Als men met een met messen uitgerust [draaiend] wiel tekeer zou gaan en alle wezens op aarde tot één grote massa vlees zou maken, dan komt daar geen kwaad uit voort; niets slechts komt daarvan. Als men de zuidoever van de rivier de Ganges al dodend en slachtend zou belopen: verminkend en maken dat anderen verminken, martelend en maken dat anderen martelen, dan komt daar geen kwaad uit voort; niets slechts komt daarvan. Als men de noordoever van de rivier de Ganges beloopt terwijl men giften geeft en offerandes maakt, en maakt dat anderen ook giften geven en offerandes maken, dan komen daar geen verdiensten uit voort; niets goeds komt daarvan. Door het geven van almoezen, zelfbeheersing, onthouding, de waarheid spreken: daar komen geen verdiensten uit voort; niets goeds komt daarvan.’
11. “Sandaka, hierover denkt een wijs man als volgt: ‘Deze waardige leraar volgt deze doctrine, en heeft deze visie, namelijk: “Wanneer men handelt of een ander maakt handelen ... verminkt, martelt, zorgen geeft, verdriet doet, laat beven van angst, doodt, steelt, overspel pleegt, leugens vertelt ... Als men met een met messen uitgerust [draaiend] wiel tekeer zou gaan en alle wezens op aarde tot één grote massa vlees zou maken ... de zuidoever van de Ganges al dodend belopen ... daar komt geen kwaad uit voort; niets slechts komt daarvan ... de noordoever van de Ganges al giften gevend belopen ... het geven van almoezen, zelfbeheersing, onthouding, de waarheid spreken ... daar komen geen verdiensten uit voort; niets goeds komt daarvan.” Als deze waardige leraar de waarheid spreekt, dan heb ik het nog niet gedane nu reeds gedaan, dan heb ik het nog niet geperfectioneerde nu reeds geperfectioneerd. Maar ikzelf zeg niet dat wat wij ook doen, er geen kwaad gedaan wordt. Maar wij beiden staan hier [in deze doctrine] wel op gelijke voet, we hebben hetzelfde bereikt. Het is daarom overbodig voor deze waardige leraar om naakt te zijn, om kaal te zijn, om zich in te spannen in het gehurkt zitten en zijn haren uit te plukken. Want ik zal precies dezelfde bestemming ondergaan als deze waardige leraar, ook al leidt ik een druk en geregeld leven met mijn kinderen, en ook al geniet ik van het comfort van sandelhout uit Varanasi, en draag ik bloemenkransen, gebruik parfum en cosmetica, en accepteer goud en zilver. Waarom zou ik dan, als ik dit weet en zie, het religieuze leven onder deze leraar gaan leiden?’ Wanneer hij zich dit zo beseft, is hij ontmoedigd door het leven van dat ‘religieuze’ leven, en keert zich ervan af.
12. “Sandaka, hierover heeft de Gezegende, die weet en ziet, die een Arahant en een Volledig Ontwaakte is, verkondigd dat het de tweede manier van denken is die het leven van het religieuze leven verhindert, en dat een wijs man zeker niet op dergelijke wijze het religieus leven zou leiden, en dat als hij dat wel zou doen, hij geen kennis zou behalen, en de heilzame Dhamma niet zou bereiken. <227>
13. “En verder, Sandaka, is er hier een leraar die volgende doctrine volgt, en de volgende visie heeft: ‘Er is geen reden, geen oorzaak voor de bevuiling van wezens. Zonder reden, zonder oorzaak zijn wezens bevuild. Er is geen reden, geen oorzaak voor de zuivering van wezens. Zonder reden, zonder oorzaak worden wezens gezuiverd. Er is geen kracht, geen inspaning, geen menselijke sterkte, geen menselijke energie. Alle wezens, alle schepsels, alle bestaansvormen, alle zielen zijn machteloos, zonder invloed en zonder inspanning. Hun leven wordt bepaald door voorbestemming en toeval, en zo beleven ze de zes typen van geluk en lijden.’
14. “Sandaka, hierover denkt een wijs man als volgt: ‘Deze waardige leraar volgt deze doctrine, en heeft deze visie, namelijk: “Er is geen reden, geen oorzaak voor de bevuiling van wezens en voor de zuivering van wezens ... Er is geen kracht, geen menselijke sterkte ... wezens zijn machteloos, zonder invloed ... Hun leven is gevormd door voorbestemming en toeval, en zo beleven ze de zes typen van geluk en lijden.” Als deze waardige leraar de waarheid spreekt, dan heb ik het nog niet gedane nu reeds gedaan, dan heb ik het nog niet geperfectioneerde nu reeds geperfectioneerd. Maar ikzelf zeg niet dat wij beiden zonder reden, zonder oorzaak zullen worden gezuiverd. Maar wij beiden staan hier [in deze doctrine] wel op gelijke voet, we hebben hetzelfde bereikt. Het is daarom overbodig voor deze waardige leraar om naakt te zijn, om kaal te zijn, om zich in te spannen in het gehurkt zitten en zijn haren uit te plukken. Want ik zal precies dezelfde bestemming ondergaan als deze waardige leraar, ook al leidt ik een druk en geregeld leven met mijn kinderen, en ook al geniet ik van het comfort van sandelhout uit Varanasi, en draag ik bloemenkransen, gebruik parfum en cosmetica, en accepteer goud en zilver. Waarom zou ik dan, als ik dit weet en zie, het religieuze leven onder deze leraar gaan leiden?’ Wanneer hij zich dit zo beseft, is hij ontmoedigd door het leven van dat ‘religieuze’ leven, en keert zich ervan af.
15. “Sandaka, hierover heeft de Gezegende, die weet en ziet, die een Arahant en een Volledig Ontwaakte is, verkondigd dat het de derde manier van denken is die het leven van het religieuze leven verhindert, en dat een wijs man zeker niet op dergelijke wijze het religieus leven zou leiden, en dat als hij dat wel zou doen, hij geen kennis zou behalen, en de heilzame Dhamma niet zou bereiken. <228>
16. “En verder, Sandaka, is er hier een leraar die volgende doctrine volgt, en de volgende visie heeft: ‘Er zijn zeven lichamen die niet gemaakt, niet voortgebracht, niet ontworpen zijn, en geen maker hebben. Deze zeven lichamen zijn kaal, en staan overeind als bergtoppen, als pilaren. Ze bewegen niet, veranderen niet, en belemmeren elkaar niet. Ze kunnen geen geluk of lijden in elkaar veroorzaken. Wat zijn deze zeven lichamen? Het zijn het lichaam van aarde, het lichaam van water, het lichaam van hitte, het lichaam van lucht, geluk, lijden, en de ziel als zevende. Onder hen is er geen doder, geen slachter, geen toehoorder, geen spreker, geen waarnemer, geen verkondiger. Zelfs wanneer men met een scherp zwaard iemands hoofd erafhakt, ontneemt men niemand het leven: dat zwaard gaat slechts door de open ruimte tussen die zeven lichamen. Er zijn een miljoen vierhonderdduizend vormen van verwekking, en ook zestig vormen, en zeshonderd vormen. Er zijn vijfhonderd vormen van aktie, en ook vijf vormen, en drie vormen, en één aktie, en een halve aktie. Er zijn tweeënzestig gedragswijzen, tweeënzestig subperiodes in een wereldperiode, zes klassen, acht graden van mensen, honderdnegenenveertig wijzen van levensonderhoud, vierduizend negenhonderd soorten rondzwervende asceten, honderdnegenenveertig verblijfplaatsen van nāgas, tweeduizend geestelijke vermogens, drieduizend hellen, zesendertig stof-elementen, zeven embryos met waarnemingsvermogen, zeven embryos zonder waarnemingsvermogen, zeven onbedekte embryos, zeven soorten goden, zeven soorten mensen, zeven soorten demonen, zeven soorten meren, zeven soorten knopen, zeven soorten demonen, zeven soorten afgronden, en ook zevenhonderd soorten afgronden, zeven soorten dromen, en ook zevenhonderd soorten dromen, en er zijn acht miljoen vierhonderdduizend grote wereldperioden waar, na leven op leven transmigratie te doorgaan, zowel dwazen als wijzen een einde aan het lijden maken. En het volgende is niet mogelijk: “door middel van ethiek, religieuze praktijken, ascetisme, en het religieuze leven zal ik nog niet tot resultaat gekomen akties tot resultaat laten komen, of reeds resultaat brengende akties verwijderen.” Geluk en lijden zijn toegemeten. Samsāra zal ten einde komen, en het kan niet verkort of verlengd, verhoogd of verlaagd worden. Het is net als een bol touw dat, wanneer men het uitwerpt, zich afrolt totdat het [touw] op is. Op die manier ook maken zowel dwazen als wijzen, nadat ze leven op leven transmigratie doorgaan hebben, een einde aan het lijden.’
17. “Sandaka, hierover denkt een wijs man als volgt: ‘Deze waardige leraar volgt deze doctrine, en heeft deze visie, namelijk: “Er zijn zeven lichamen die niet gemaakt zijn ... Onder [deze lichamen] is er geen doder, geen slachter, geen toehoorder ... Zelfs wanneer men met een scherp zwaard iemands hoofd erafhakt, ontneemt men niemand het leven: dat zwaard gaat slechts door de open ruimte tussen die zeven lichamen ... het volgende is niet mogelijk: “door middel van ethiek, religieuze praktijken, ascetisme, en het religieuze leven zal ik nog niet tot resultaat gekomen akties tot resultaat laten komen, of reeds resultaat brengende akties verwijderen.” ... Samsāra is net als een bol touw dat, wanneer men het uitwerpt, zich afrolt totdat het [touw] op is. Op die manier ook maken zowel dwazen als wijzen, nadat ze leven op leven transmigratie doorgaan hebben, een einde aan het lijden.” Als deze waardige leraar de waarheid spreekt, dan heb ik het nog niet gedane nu reeds gedaan, dan heb ik het nog niet geperfectioneerde nu reeds geperfectioneerd. Maar ikzelf zeg niet dat wij beiden, nadat we leven op leven transmigratie doorgaan hebben, een einde aan het lijden zullen maken. Maar wij beiden staan hier [in deze doctrine] wel op gelijke voet, we hebben hetzelfde bereikt. Het is daarom overbodig voor deze waardige leraar om naakt te zijn, om kaal te zijn, om zich in te spannen in het gehurkt zitten en zijn haren uit te plukken. Want ik zal precies dezelfde bestemming ondergaan als deze waardige leraar, ook al leidt ik een druk en geregeld leven met mijn kinderen, en ook al geniet ik van het comfort van sandelhout uit Varanasi, en draag ik bloemenkransen, gebruik parfum en cosmetica, en accepteer goud en zilver. Waarom zou ik dan, als ik dit weet en zie, het religieuze leven onder deze leraar gaan leiden?’ Wanneer hij zich dit zo beseft, is hij ontmoedigd door het leven van dat ‘religieuze’ leven, en keert zich ervan af.
18. “Sandaka, hierover heeft de Gezegende, die weet en ziet, die een Arahant en een Volledig Ontwaakte is, verkondigd dat het de vierde manier van denken is die het leven van het religieuze leven verhindert, en dat een wijs man zeker niet op dergelijke wijze het religieus leven zou leiden, en dat als hij dat wel zou doen, hij geen kennis zou behalen, en de heilzame Dhamma niet zou bereiken.
19. “Dit, Sandaka, zijn de vier dingen waarvan de Gezegende, die weet en ziet, die een Arahant en een Volledig Ontwaakte is, heeft verkondigd dat ze een denkwijze zijn die het leven van het religieuze leven verhindert, en dat een wijs man zeker niet op dergelijke wijze het religieus leven zou leiden, en als hij dat wel zou doen, hij geen kennis zou behalen, en de heilzame Dhamma niet zou bereiken.”
20. “Het is geweldig, Eerwaarde Ānanda! Het is prachtig, Eerwaarde Ānanda, hoe de Gezegende, die weet en ziet, die een Arahant en een Volledig Ontwaakte is, de denkwijzen die het leven van het religieuze leven verhinderen heeft verkondigd, en dat een wijs man zeker niet op dergelijke wijze het religieus leven zou leiden, en dat als hij dat wel zou doen, hij geen kennis zou behalen, en de heilzame Dhamma niet zou bereiken.
“Maar wat, Eerwaarde Ānanda, zijn dan de vier dingen waarvan de Gezegende, die weet en ziet, die een Arahant en een Volledig Ontwaakte is, heeft hij verkondigd dat ze een vorm van religieus leven zijn die geen verlichting of troost brengt, en dat een wijs man zeker niet op dergelijke wijze het religieus leven zou leiden, en dat als hij dat wel zou doen, hij geen kennis zou behalen, en de heilzame Dhamma niet zou bereiken?” <229>
21. “Hier, Sandaka, is er een leraar die beweert dat hij alles weet en alles ziet, en aldus verkondigd dat zijn kennis en visie compleet is: ‘Of ik nu loop of stilsta, slaap of wakker ben — kennis en visie is altijd en continue aanwezig in mij.’ En hij gaat een leeg huis binnen, verkrijgt geen aalmoesgiften [wanneer hij daarvoor rondloopt], wordt gebeten door een hond, komt een wilde olifant tegen, en een wild paard, en een wilde stier, en hij vraagt naar de achternaam van een man of vrouw, vraagt naar de naam van een dorpje of marktstadje, en naar de weg ernaartoe. Wanneer iemand hem vraagt ‘Hoe kan dat nou?’, antwoord hij: ‘Ik moest een leeg huis binnengaan, daarom ging ik het binnen; Ik moest geen aalmoesgiften krijgen, daarom kreeg ik niets’; Ik moest gebeten worden door een hond, daarom werd ik gebeten; Ik moest een wilde olifant tegenkomen, daarom kwam ik die tegen; Ik moest een wild paard tegenkomen, daarom kwam ik die tegen; Ik moest een wilde stier tegenkomen, daarom kwam ik die tegen; Ik moest naar de achternaam van die man of vrouw vragen, daarom vroeg ik ernaar; Ik moest naar de naam van een dorpje of marktstadje vragen, en naar de weg ernaartoe, daarom vroeg ik ernaar.’
22. “Sandaka, hierover denkt een wijs man als volgt: ‘Deze waardige leraar beweert dat hij alles weet en alles ziet ... En hij gaat een leeg huis binnen ... Wanneer iemand hem vraagt “Hoe kan dat nou?”, antwoord hij: “Ik moest een leeg huis binnengaan, daarom ging ik het binnen ... Ik moest naar de naam van een dorpje of marktstadje vragen, en naar de weg ernaartoe, daarom vroeg ik ernaar.”’ Wanneer hij aldus beseft dat die vorm van religieus leven geen verlichting of troost brengt, is hij erdoor ontmoedigd en keert zich ervan af.
23. “Sandaka, hierover heeft de Gezegende, die weet en ziet, die een Arahant en een Volledig Ontwaakte is, verkondigd dat het de eerste vorm van religieus leven is die geen verlichting of troost brengt, en dat een wijs man zeker niet op dergelijke wijze het religieus leven zou leiden, en dat als hij dat wel zou doen, hij geen kennis zou behalen, en de heilzame Dhamma niet zou bereiken. <230>
24. “En verder, Sandaka, is er hier een leraar die een volger van een traditie is, en die traditie als waarheid beschouwt. Hij onderwijst een leer volgens een traditie van mondeling overgeleverde teksten, op het gezag van die teksten. Maar een leraar die een traditie volgt en haar als waarheid beschouwt, onthoudt sommige dingen juist en sommige dingen fout, sommige dingen zijn waar en sommige dingen niet.
25. “Sandaka, hierover denkt een wijs man als volgt: ‘Deze waardige leraar is een volger van een traditie ... Maar hij onthoudt sommige dingen juist en sommige dingen fout, sommige dingen zijn waar en sommige dingen niet.’ Wanneer hij aldus beseft dat die vorm van religieus leven geen verlichting of troost brengt, is hij erdoor ontmoedigd en keert zich ervan af.
26. “Sandaka, hierover heeft de Gezegende, die weet en ziet, die een Arahant en een Volledig Ontwaakte is, verkondigd dat het de tweede vorm van religieus leven is die geen verlichting of troost brengt, en dat een wijs man zeker niet op dergelijke wijze het religieus leven zou leiden, en dat als hij dat wel zou doen, hij geen kennis zou behalen, en de heilzame Dhamma niet zou bereiken. <231>
27. “En verder, Sandaka, is er hier een leraar die logisch redeneert, een onderzoeker. Hij onderwijst een leer die hij zelf in elkaar gehamerd heeft, en volgt daarbij een denktrant zoals die bij hemzelf opkomt. Maar een leraar die logisch redeneert en dingen zelf onderzoekt, maakt soms een juiste redenering en soms een foute, sommige dingen zijn waar en sommige dingen niet.
28. “Sandaka, hierover denkt een wijs man als volgt: ‘Deze waardige leraar redeneert logisch en is een onderzoeker ... Maar hij maakt soms een juiste redenering en soms een foute, sommige dingen zijn waar en sommige dingen niet.’ Wanneer hij aldus beseft dat die vorm van religieus leven geen verlichting of troost brengt, is hij erdoor ontmoedigd en keert zich ervan af.
29. “Sandaka, hierover heeft de Gezegende, die weet en ziet, die een Arahant en een Volledig Ontwaakte is, verkondigd dat het de derde vorm van religieus leven is die geen verlichting of troost brengt, en dat een wijs man zeker niet op dergelijke wijze het religieus leven zou leiden, en dat als hij dat wel zou doen, hij geen kennis zou behalen, en de heilzame Dhamma niet zou bereiken. <232>
30. “En verder, Sandaka, is er hier een leraar die dom is en in de war. Wanneer hem een vraag gesteld wordt, geeft hij ontwijkende antwoorden en probeert zich er - [glad] als een aal - zo uit te wriemelen: ‘Ik zeg niet dat het zus is, en ik zeg niet dat het zo is. Ik zeg niet dat het anders is, ik zeg niet dat het níet zo is, en ik zeg niet dat het níet niet zo is.’
31. “Sandaka, hierover denkt een wijs man als volgt: ‘Deze waardige leraar is dom en in de war. Wanneer hem een vraag gesteld wordt, geeft hij ontwijkende antwoorden en probeert zich er - [glad] als een aal - zo uit te wriemelen: “Ik zeg niet dat het zus is, en ik zeg niet dat het zo is. Ik zeg niet dat het anders is, ik zeg niet dat het níet zo is, en ik zeg niet dat het níet niet zo is.”’ Wanneer hij aldus beseft dat die vorm van religieus leven geen verlichting of troost brengt, is hij erdoor ontmoedigd en keert zich ervan af.
32. “Sandaka, hierover heeft de Gezegende, die weet en ziet, die een Arahant en een Volledig Ontwaakte is, verkondigd dat het de vierde vorm van religieus leven is die geen verlichting of troost brengt, en dat een wijs man zeker niet op dergelijke wijze het religieus leven zou leiden, en dat als hij dat wel zou doen, hij geen kennis zou behalen, en de heilzame Dhamma niet zou bereiken.
33. “Dit, Sandaka, zijn de vier dingen waarvan de Gezegende, die weet en ziet, die een Arahant en een Volledig Ontwaakte is, heeft verkondigd dat ze een vorm van religieus leven zijn die geen verlichting of troost brengt, en dat een wijs man zeker niet op dergelijke wijze het religieus leven zou leiden, en dat als hij dat wel zou doen, hij geen kennis zou behalen, en de heilzame Dhamma niet zou bereiken.”
34. “Het is geweldig, Eerwaarde Ānanda! Het is prachtig, Eerwaarde Ānanda, hoe de Gezegende, die weet en ziet, die een Arahant en een Volledig Ontwaakte is, de vormen van religieus leven die geen verlichting of troost brengen heeft verkondigd, en dat een wijs man zeker niet op dergelijke wijze het religieus leven zou leiden, en dat als hij dat wel zou doen, hij geen kennis zou behalen, en de heilzame Dhamma niet zou bereiken.
“Maar, Eerwaarde Ānanda, welke doctrine volgt de leraar? Wat verkondigt hij zodat een wijs man zeker het religieuze leven zou leiden, en dan kennis zou behalen, en de heilzame Dhamma zou bereiken?” <233>
35. “Hier, Sandaka, verschijnt er een Volledig Verlichtte in de wereld, een Arahant, een Volledig Ontwaakte, en zijn wijsheid en gedrag zijn geperfectioneerd. Hij is een gelukkige en een kenner van de wereld, een onovertroffen gids voor onderwijsbare mensen, een leraar van goden en mensen, een Boeddha, een Gezegende. En hij verklaart deze wereld, met haar goden, haar Māras en Brahmās, met haar generatie van monniken en priesters, met haar koningen en onderdanen, nadat hij deze zelf gezien, volledig begrepen en ervaren heeft. Hij onderwijst een Dhamma welke goed is in haar begin, goed in haar midden en goed in haar einde, met de juiste bewoording en betekenis, en hij onthult een religieus leven dat helemaal compleet en zuiver is.
36. “En een burger of zoon van een burger, of iemand die in een goede familie wedergeboren is, hoort die Dhamma. Wanneer hij die Dhamma hoort, verkrijgt hij vertrouwen in de Volledig Verlichtte. En uitgerust met dat vertrouwen maakt hij de volgende overweging: “Het huiselijk leven is druk, een stoffig pad; het thuisloze leven is als de open lucht. Als men in een huis leeft is het niet gemakkelijk om een religieus leven te leiden dat compleet is en zuiver als een gepolijste schelp. Wat nu als ik mijn hoofdhaar er eens af zou scheren en een geel kleed omdoe, het huis verlaat, en wegtrek in thuisloosheid?” En op een later tijdstip verlaat hij een klein of groot fortuin, een kleine of grote familiekring, en scheert zijn hoofdhaar eraf, doet een geel kleed om, verlaat zijn huis en trekt weg in thuisloosheid.
37. “Wanneer hij zo weggetrokken is en de training en levenswijze van een monnik op zich genomen heeft, verlaat hij het doden van levende wezens en onthoudt zich ervan. Hij legt stok en wapen neer en leeft gewetensvol, van goede wil, en wenst alle wezens welzijn toe.
“Hij verlaat het nemen van wat niet gegeven is en onthoudt zich ervan. Hij neemt slechts wat hem gegeven is, en verwacht slechts wat aan hem gegeven is, en niet stelend leidt hij een eerlijk en puur leven.
“Hij verlaat werelds gedrag en praktizeert het celibaat. Hij onthoudt zich van sex en vulgaire praktijken, en leeft er ver van.
“Hij verlaat het spreken van leugens en onthoudt zich ervan. Hij spreekt de waarheid, handhaaft de waarheid, en is betrouwbaar en te vertrouwen. Hij is geen bedrieger van mensen.
“Hij verlaat het kwaadspreken en onthoudt zich ervan. Wat hij hier gehoord heeft, vertelt hij niet elders door om die mensen daar van de mensen hier te vervreemden. Wat hij bij elders gehoord heeft, vertelt hij hier niet door om zo de mensen hier van die mensen daar te vervreemden. Hij brengt verdeelde partijen tot elkaar, en bezorgt ze eenheid. Hij verheugt zich in saamhorigheid, verblijdt zich over harmonie, beleeft vreugde aan vrede, en hij spreekt woorden die dit bevorderen.
“Hij verlaat het spreken van wrede woorden en hij onthoudt zich ervan. Hij spreekt op een manier die gemoedelijk, aangenaam, charmant, hartverwarmend en beleefd is, en door veel mensen gewaardeerd en op prijs gesteld wordt. Zo spreekt hij zijn woorden.
“Hij verlaat het praten van onzin, en onthoudt zich ervan. Hij spreekt zijn woorden tijdig en oprecht, en ze brengen voordeel en gaan over de Dhamma en Discipline. Op het juiste moment spreekt hij woorden die het vastleggen waard zijn, goed beargumenteerd, relevant en doelgericht.
“Hij onthoudt zich van het beschadigen van zaden en planten. Hij eet slechts één maaltijd per dag, en eet niet tijdens de avond en nacht; zo onthoudt hij zich van het eten buiten de geschikte tijd. Hij onthoudt zich van dans, zang, muziek en het bezoeken van voorstellingen. Hij onthoudt zich van het dragen van halskettingen, parfums, cosmetica en sieraden. Hij onthoudt zich van het gebruik van hoge en grote bedden. Hij onthoudt zich van het gebruik van goud en zilver. Hij onthoudt zich van het accepteren van ongekookte rijst en rauw vlees. Hij onthoudt zich van het accepteren van vrouwen en meisjes. Hij onthoudt zich van het accepteren van mannelijke en vrouwelijke slaven. Hij onthoudt zich van het accepteren van geiten, schapen, kippen en varkens. Hij onthoudt zich van het accepteren van olifanten, rundvee en paarden. Hij onthoudt zich van het accepteren van velden en percelen. Hij onthoudt zich van het overbrengen van berichten en goederen als een boodschapper of loopjongen. Hij onthoudt zich van kopen en verkopen. Hij onthoudt zich van [het gebruik van] valse weegschalen, valse gewichten en valse maten. Hij onthoudt zich van omkoperij, fraude, bedrog en misleiding. En hij onthoudt zich van het verwonden, doden en gevangen houden van mensen, en het plegen van geweld en begaan van overvallen en berovingen.
38. “Hij is content met kleding voor de bescherming van het lichaam en aalmoes-voedsel voor het vullen van de buik. En als hij ergens heen gaat, is dat het enige wat hij met zich meeneemt. Zoals een vogel die, wanneer hij ergens heenvliegt, slechts zijn vleugels met zich meeneemt; zo ook is een monnik content met kleding voor de bescherming van het lichaam en aalmoes-voedsel voor het vullen van de buik. Wanneer hij ergens heen gaat, is dat het enige wat hij met zich meeneemt. En in het bezit van dit edel moreel gedrag, ervaart hij het innerlijk geluk van het onberispelijk zijn.
39. “En wanneer zijn oog een vorm ziet, gaat hij niet in op haar bijzonderheden en details. Omdat, wanneer het gezichtsvermogen onbeheerst is, kwade en onheilzame staten als begeerte en bedroefheid bij hem binnen zouden kunnen dringen, praktizeert hij de methode van het beheersen van het gezichtsvermogen, beschermt hij het gezichtsvermogen, en maakt het beheerst.
“En wanneer zijn oor een geluid hoort ... zijn neus een geur ruikt ... zijn tong een smaak proeft ... zijn lichaam een tastbare voorwerp voelt ... zijn geest een idee waarneemt, gaat hij niet in op haar bijzonderheden en details. Omdat, wanneer het geestelijk vermogen onbeheerst is, kwade en onheilzame staten als begeerte en bedroefheid bij hem binnen zouden kunnen dringen, praktizeert hij de methode van het beheersen van het geestelijk vermogen, beschermt hij het geestelijk vermogen, en maakt het beheerst.
“En in het bezit van deze beheersing van de zintuigen, ervaart hij het innerlijk geluk van het onbewogen zijn.
40. “En al ergens heenlopend en terugkerend handelt hij volledig oplettend. Al voor zich en naast zich kijkend handelt hij volledig volledig oplettend. Zijn ledematen buigend en strekkend handelt hij volledig oplettend. Zijn overkleed, schaal en bovenkleed dragend handelt hij volledig oplettend. Etend, drinkend, kauwend en proevend handelt hij volledig oplettend. Poepend en plassend handelt hij volledig oplettend. Lopend, staand, zittend, slapend, wakker, sprekend of stil zijnd, handelt hij volledig oplettend.
41. “En in het bezit van dit edel moreel gedrag, in het bezit van deze beheersing van de zintuigen, in het bezit van deze edele aandachtigheid en oplettendheid, begeeft hij zich naar een afgezonderde verblijfplaats: een bos, de voet van een boom, een berg, een ravijn, een grot, een crematieplaats, ergens diep in de jungle, een plek in de open lucht, of een hoop stro.
42. “En in de middag, teruggekomen van zijn aalmoesronde, na de maaltijd, gaat hij zitten, buigt zijn benen over elkaar en, met het bovenlichaam recht overeind, maakt hij dat zijn aandacht attent is. Hij verlaat begeerte voor de wereld, en verblijft met een geest vrij van begeerte; hij zuivert zijn geest van begeerte. Hij verlaat boosheid en kwaadwilligheid met de wereld, en verblijft met een geest vrij van kwade wil, en wenst alle wezens welzijn toe; hij zuivert zijn geest van boosheid en kwaadwilligheid. Hij verlaat luiheid en slaperigheid en hij verblijft met een geest vrij van luiheid en slaperigheid, licht waarnemend, en is aandachtig en oplettend; hij zuivert zijn geest van luiheid en slaperigheid. Hij verlaat rusteloosheid en ongerustheid, en verblijft met innerlijke rust en heeft een kalme geest; hij zuivert zijn geest van rusteloosheid en ongerustheid. Hij verlaat twijfel en is aan twijfel voorbijgegaan, en hij heeft geen twijfels over wat heilzaam is; hij zuivert zijn geest van twijfel.
43. “En nadat hij zo deze vijf hindernissen verlaten heeft die de geest bevuilen en wijsheid verzwakken, en afgezonderd leeft van sensueel genot en van onheilzame mentale staten, gaat hij [het meditatiestadium van] de eerste jhāna binnen en verblijft daar vergezeld van sturend en beschouwend overwegen, en beleeft vreugde en geluk die uit afzondering geboren zijn. Een wijs man zou zeker het religieuze leven leiden onder een leraar bij wie een discipel zulk een hoogstaande verworvendheid behaalt. En zo levend zou hij kennis behalen, en de heilzame Dhamma bereiken.
44. “En dan, met het stillen van sturend en beschouwend overwegen, gaat hij [het meditatiestadium van] de tweede jhāna binnen en verblijft daar met een innerlijk rustige geest die op één punt gericht is, zonder sturend en beschouwend denken, en beleeft vreugde en geluk die uit concentratie geboren zijn. Een wijs man zou zeker het religieuze leven leiden onder een leraar bij wie een discipel zulk een hoogstaande verworvendheid behaalt. En zo levend zou hij kennis behalen, en de heilzame Dhamma bereiken.
45. “En dan, met het verdwijnen van vreugde, verblijft hij in gelijkmoedigheid. Hij is aandachtig en oplettend, en ervaart geluk met het lichaam, en gaat zo [het meditatiestadium van] de derde jhāna binnen en verblijft in wat de Edelen beschrijven als ‘gelijkmoedig en aandachtig in geluk leven.’ Een wijs man zou zeker het religieuze leven leiden onder een leraar bij wie een discipel zulk een hoogstaande verworvendheid behaalt. En zo levend zou hij kennis behalen, en de heilzame Dhamma bereiken.
46. “En dan, met het verlaten van geluk en pijn, en met het daaraan voorafgaande verdwijnen van blijheid en verdriet, gaat hij het van geluk en pijn vrije [meditatiestadium van] de vierde jhāna binnen en verblijft er met zuivere aandachtigheid en gelijkmoedigheid. Een wijs man zou zeker het religieuze leven leiden onder een leraar bij wie een discipel zulk een hoogstaande verworvendheid behaalt. En zo levend zou hij kennis behalen, en de heilzame Dhamma bereiken.
47. “En wanneer zijn aldus geconcentreerde geest zuiver, gereinigd, smetteloos, zonder bevuiling, flexibel, bruikbaar, stabiel en onverstoordbaar geworden is, richt hij haar op de kennis van de herinnering van vorige levens. Hij herinnert zich vele vorige levens, en wel op de volgende manier: één leven, twee levens, drie levens, vier levens, vijf levens, tien levens, twintig levens, dertig levens, veertig levens, vijftig levens, honderd levens, duizend levens, honderdduizend levens, vele wereldperioden van inkrimping, vele wereldperioden van expansie, vele wereldperioden van inkrimping en expansie: ‘Ik was toen in díe plaats, en daar had ik díe naam, was lid van díe familie, en had díe sociale status. Ik at er dit soort eten, beleefde déze vormen van geluk en pijn, en werd zó oud. En nadat ik daarvandaan wegviel, werd ik dáar geboren. En daar had ik díe naam, was lid van díe familie, en had er díe sociale status. Ik at er dit soort eten, beleefde déze vormen van geluk en pijn, en werd zó oud. En nadat ik daarvandaan wegviel, werd ik hier wedergeboren.’ Aldus herinnert hij zich de bijzonderheden en details van vele vorige levens. Een wijs man zou zeker het religieuze leven leiden onder een leraar bij wie een discipel zulk een hoogstaande verworvendheid behaalt. En zo levend zou hij kennis behalen, en de heilzame Dhamma bereiken.
48. “En wanneer zijn aldus geconcentreerde geest zuiver, gereinigd, smetteloos, zonder bevuiling, flexibel, bruikbaar, stabiel en onverstoordbaar geworden is, richt hij haar op de kennis van het overlijden en wedergeboren worden van wezens. Met het Hemels Oog, wat bovenmenselijk en helderziend is, ziet hij hoe wezens doodgaan en wedergeboren worden. Betreffende minderwaardige en superieure wezens, mooie en lelijke wezens, en gelukkige en ongelukkige wezens, ziet hij hoe deze wezens naar gelang hun daden verder gaan: ‘Deze waardige wezens waren voorzien van slecht lichamelijk gedrag, slecht verbaal gedrag en slecht mentaal gedrag. Ze bekritiseerden de heiligen en hielden verkeerde visies, en deze verkeerde visies kwamen tot uiting in hun handelen. Met de ondergang van het lichaam, na de dood, zijn zij onder ellendige en bedroevende omstandigheden in de onderwereld — een hel — wedergeboren. Maar déze waardige wezens waren voorzien van goed lichamelijk gedrag, goed taalgebruik en goed mentaal gedrag. Ze bekritiseerden de heiligen niet en hielden correctie visies, en deze correcte visies kwamen tot uiting in hun handelen. Met de ondergang van het lichaam, na de dood, zijn zij in een gelukkige, hemelse wereld wedergeboren.’ Aldus ziet hij met het Hemels Oog, wat bovenmenselijk en helderziend is, hoe deze wezens doodgaan en wedergeboren worden, en hoe zij naar gelang hun daden verder gaan. Een wijs man zou zeker het religieuze leven leiden onder een leraar bij wie een discipel zulk een hoogstaande verworvendheid behaalt. En zo levend zou hij kennis behalen, en de heilzame Dhamma bereiken.
49. “En wanneer zijn aldus geconcentreerde geest zuiver, gereinigd, smetteloos, zonder bevuiling, flexibel, bruikbaar, stabiel en onverstoordbaar geworden is, richt hij haar op de kennis van de vernietiging van de [mentale] corrupties. In overeenstemming met de waarheid begrijpt hij: ‘Dit is lijden; Dit is de oorsprong van het lijden; Dit is het einde van het lijden; Dit is de weg die leidt naar het einde van het lijden.’ En in overeenstemming met de waarheid begrijpt hij: ‘Dit zijn corrupties; Dit is de oorsprong van corrupties; Dit is het einde van corrupties; Dit is de weg die leidt naar het einde van corrupties.’
50. “En wanneer hij zo weet en zo ziet, wordt zijn geest bevrijd van de corruptie van sensueel verlangen, bevrijd van de corruptie van bestaan, bevrijd van de corruptie van onwetendheid. Wanneer zijn geest bevrijd is weet hij dat het bevrijd is. Hij beseft: ‘Geboorte is ten einde, het religieuze leven is geleefd, wat gedaan moest worden is gedaan, er is geen verdere toestand van bestaan.’ Een wijs man zou zeker het religieuze leven leiden onder een leraar bij wie een discipel zulk een hoogstaande verworvendheid behaalt. En zo levend zou hij kennis behalen, en de heilzame Dhamma bereiken.” <234>
51. “Maar, Eerwaarde Ānanda, betreffende een monnik die een Arahant is, zonder corrupties, geperfectioneerd, met zijn taken volbracht, zijn last neergelegd en geluk behaald, en zonder de ketens van wedergeboorte is, perfect begrip heeft en bevrijd is: zou deze monnik ook van sensueel genot kunnen genieten?”
“Sandaka, een dergelijke monnik kan in vijf gevallen onmogelijk een overtreding begaan: Een monnik zonder corrupties is niet in staat om opzettelijk een wezen van het leven te beroven. Een monnik zonder corrupties is niet in staat om iets te nemen wat niet gegeven is, oftewel diefstal te plegen. Een monnik zonder corrupties is niet in staat om zich te goed te doen aan seks. Een monnik zonder corrupties is niet in staat om een bewuste leugen te vertellen. Een monnik zonder corrupties is niet in staat om voorraden aan te leggen om [later] van sensueel genot te genieten, zoals hij dat vroeger deed in het huiselijk leven. Een monnik die een Arahant is, zonder corrupties, kan in deze vijf gevallen onmogelijk een overtreding begaan.” <235>
52. “Maar, Eerwaarde Ānanda, betreffende een monnik die een Arahant is, zonder corrupties, geperfectioneerd, met zijn taken volbracht, zijn last neergelegd en geluk behaald, en zonder de ketens van wedergeboorte is, perfect begrip heeft en bevrijd is: is de kennis en visie van die monnik — dat hij zonder corrupties is — voortdurend en continue in hem aanwezig, of hij nu loopt of stilstaat, slaapt of wakker is?”
“Sandaka, hierover zal ik je een gelijkenis geven, want er zijn verstandige mensen die de betekenis van een uitspraak beter begrijpen met behulp van een gelijkenis. Neem het geval van een man wiens handen en voeten geamputeerd zijn. Zijn handen en voeten zijn voortdurend en continue geamputeerd, maar hij is zich er alleen maar van bewust wanneer hij er aandacht aan schenkt. Op dezelfde manier, Sandaka, geldt voor een monnik die een Arahant is en zonder corrupties, dat corrupties voortdurend en continue afwezig zijn, of hij nu loopt of stilstaat, slaapt of wakker is. Maar hij is zich er alleen maar van bewust wanneer hij er aandacht aan schenkt.” <236>
53. “Eerwaarde Ānanda, hoeveel mensen zijn er die in deze Dhamma en Discipline verlossing bereikt hebben?”
“Sandaka, er zijn niet slechts honderd of tweehonderd of driehonderd of vierhonderd of vijhonderd, maar veel meer mensen die in deze Dhamma en Discipline verlossing hebben bereikt.”
“Geweldig, Eerwaarde Ānanda! Prachtig, Eerwaarde Ānanda! Er is geen verheerlijking van de eigen leer, en geen verachting van andere leren! De Dhamma wordt in haar volle vermogen onderwezen, en zo velen komen tot verlossing! Maar deze Ajīvakas hier, hun moeders’ dode zonen, verheerlijken zichzelf en verachten anderen, en erkennen slechts drie verlosten, namelijk: Nanda Vaccha, Kisa Sankicca, en Makkhali Gosāla.”
54. En toen sprak Sandaka als volgt tot zijn groep volgelingen: “Eerwaardes, ga het religieus leven leiden onder de monnik Gotama! Het valt ons nu niet makkelijk om verworvendheden, aanzien en roem op te geven.”
Zo riep de rondzwervende asceet Sandaka zijn volgelingen op om het religieus leven onder de Gezegende te gaan leiden.