222 |
De wezens die hier bijeengekomen zijn,
Zowel aardse als hemelse wezens:
Mogen zij allen gelukkig zijn van geest,
En zorgvuldig luisteren naar deze woorden:
|
223 |
Daarom, o wezens, let allemaal goed op:
Toon liefde aan de mensen die jullie vereren,
Die jullie dag en nacht offers brengen.
Wees zorgzaam daarom, en bescherm ze. |
224 |
De rijkdommen hier en in het hiernamaals,
En de prachtige juwelen in de hemel:
Zij kunnen de Tathāgata niet evenaren;
In de Boeddha is dit een uitmuntend juweel,
Moge die waarheid tot voorspoed leiden. |
225 |
Het passieloze einde, voortreffelijk doodloze,
Dat de Wijze der Sakyas door kalmte bereikte:
Er is niets wat gelijk aan die Dhamma is.
In de Dhamma is dit een uitmuntend juweel,
Moge die waarheid tot voorspoed leiden.
|
226 |
De Verheven Boeddha prees dit als iets zuivers:
Het zonder onderbreking geconcentreerd weten;
De concentratie die geen gelijke kent.
In de Dhamma is dit een uitmuntend juweel,
Moge die waarheid tot voorspoed leiden. |
227 |
De acht personen: zij vormen vier paren,
En worden geprezen door de wijzen.
De discipelen van Boeddha zijn giften waardig:
Geven aan hun werpt grote vrucht af.
In de Sangha is dit een uitmuntend juweel,
Moge die waarheid tot voorspoed leiden.
|
228 |
Wie zich toelegt op de Leer van de Boeddha,
Zonder verlangen, standvastig van geest:
Zo handelend betreedt hij het doodloze,
Bereikt hij Nibbāna, waar hij gratis van geniet.
In de Sangha is dit een uitmuntend juweel,
Moge die waarheid tot voorspoed leiden. |
229 |
Een pilaar die diep in de aarde is verankerd:
De vier winden kunnen die niet doen bewegen.
Zo ook, verklaar ik, is die rechtschapen mens,
Die de Edele Waarheden volledig doorziet.
In de Sangha is dit een uitmuntend juweel,
Moge die waarheid tot voorspoed leiden. |
230 |
Wie de Edele Waarheden helder begrijpen,
Goed uitgelegd door de Man van Diepe Wijsheid:
Hoe vaak zij ook onoplettend zouden zijn,
Zij komen niet tot een achtste bestaan.
In de Sangha is dit een uitmuntend juweel,
Moge die waarheid tot voorspoed leiden. |
231 |
Met inzicht behaald, verlaat men drie dingen:
Het geloven in een zelf, het onzeker zijn,
En wat voor ceremonie of ritueel er ook maar is.
Bevrijdt van de vier soorten ellendig bestaan:
De zes grootste misdaden kan hij niet begaan.
In de Sangha is dit een uitmuntend juweel,
Moge die waarheid tot voorspoed leiden.
|
232 |
Wat voor slechte daad hij ook maar begaat
Met het lichaam, met spraak of met de geest:
Hij is niet in staat om die daad te verbergen.
Onmogelijk is dit als men het pad heeft gezien.
In de Sangha is dit een uitmuntend juweel,
Moge die waarheid tot voorspoed leiden. |
233 |
Zoals een bos bomen met toppen in bloei,
In de vroege hitte van de hete seizoen:
Zo ook is de excellente Leer onderwezen,
Voor het hoogste goed; leidend naar Nibbāna.
In de Sangha is dit een uitmuntend juweel,
Moge die waarheid tot voorspoed leiden. |
234 |
De voortreffelijke en onovertroffene,
De kenner, gever en brenger van het beste:
Hij onderwees de voortreffelijke Dhamma.
In de Boeddha is dit een uitmuntend juweel,
Moge die waarheid tot voorspoed leiden. |
235 |
Het oude is geëindigd, er is geen nieuw ontstaan:
De geest verheugt zich niet in verder bestaan.
Hun zaad is op, zij verlangen niet naar groei:
De wijzen gaan uit zoals een lamp dat doet.
In de Sangha is dit een uitmuntend juweel,
Moge die waarheid tot voorspoed leiden. |
236 |
De wezens die hier bijeengekomen zijn,
Zowel aardse als hemelse wezens:
Laten wij de Boeddha eerbied betonen:
De Tathagāta geëerd door goden en mensen.
Moge dit tot voorspoed leiden. |
237 |
De wezens die hier bijeengekomen zijn,
Zowel aardse als hemelse wezens:
Laten wij de Dhamma eerbied betonen:
En de Tathāgata, geëerd door goden en mensen.
Moge dit tot voorspoed leiden. |
238 |
De wezens die hier bijeengekomen zijn,
Zowel aardse als hemelse wezens:
Laten wij de Sangha eerbied betonen,
En de Tathāgata, geëerd door goden en mensen.
Moge dit tot voorspoed leiden. |