MN 55: Jīvaka Sutta

Dokter Jivaka

<51> 1. Aldus heb ik gehoord. De Gezegende verbleef eens in Jīvaka Komārabhacca's Mangobos, nabij Rājagaha.

2. En Jīvaka Komārabhacca ging naar de Gezegende, en bij de Gezegende aangekomen ging hij terzijde zitten. Zo gezeten zei Jīvaka Komārabhacca het volgende tegen de Gezegende:

Dokter Jivaka Vraagt of Dieren voor de Boeddha Geslacht Worden

3. "Eerwaarde, ik heb het volgende gehoord: ‘Ze slachten levende wezens voor de monnik Gotama; de monnik Gotama eet het voor hem klaargemaakte vlees [van deze geslachtte dieren] willens en wetens op.’ Diegenen die dit zeggen, Eerwaarde, geven die een juiste voorstelling van uw woorden? Zijn dit geen valse beschuldigingen? Geven zij een uitleg die in overeenstemming met de waarheid is, zodat er geen conclusies uit getrokken kunnen worden die te bekritiseren en afkeurenswaardig zijn?”

4. “Zij die zo spreken, Jīvaka, geven geen juiste voorstelling van mijn woorden. Ze beschuldigen mij met valsheden en vertellen leugens."

5. "Jīvaka, ik zeg dat er drie gevallen zijn waarin vlees niet gegeten dient te worden: als het gezien, gehoord of vermoed is [dat het levend wezen voor zichzelf is geslacht]. Dat zijn de drie gevallen waarvan ik zeg dat vlees dan niet gegeten dient te worden. En Jīvaka, ik zeg dat er drie gevallen zijn waarin vlees wel gegeten mag worden: als het niet gezien, niet gehoord en niet vermoed is [dat het levend wezen voor zichzelf is geslacht]. Dat, Jīvaka, zijn de drie gevallen waarvan ik zeg dat vlees dan gegeten mag worden. <53>

Een Monnik Die Zich met Onberispelijk Voedsel Voedt

6. "Hier, Jīvaka, leeft een monnik afhankelijk van [ondersteuning door] een dorpje of marktstadje. En hij leeft met de eerste windstreek doordrongen van een geest vol liefdevolle vriendelijkheid, en zo ook de tweede windstreek, en de derde en de vierde windstreek; en ook naar boven, naar beneden en overal om zich heen. Hij leeft met alles in de gehele wereld in elk opzicht doordrongen van een geest vol liefdevolle vriendelijkheid: uitgestrekt, verheven, onbegrensd, vriendelijk en welwillend.

"En dan komt een burger of zijn zoon naar hem toe, en nodigt hem uit voor een maaltijd de daaropvolgende ochtend. En als die monnik dat wilt, stemt hij toe. En wanneer de nacht voorbij is, in de ochtend, kleed hij zich aan, neemt zijn schaal en overkleed, en gaat naar het huis van die burger of zijn zoon. Daar aangekomen, gaat hij zitten op een gereedgemaakte zetel. En die burger of zijn zoon serveert hem uitstekend aalmoesvoedsel. En zo denkt hij niet: "Hoe goed dat die burger of zijn zoon ons uitstekend aalmoesvoedsel opdient! Dat een burger of zijn zoon ons in de toekomst ook zulk uitstekend aalmoesvoedsel mag opdienen!" — dat denkt hij niet. Hij eet dat aalmoesvoedsel zonder dat hij er begerig voor is, zonder dat hij er verzot op is, zonder dat hij er gehecht aan is, het gevaar ervan ziend en de ontsnapping eraan kennend.

"Wat denk je, Jīvaka, zou die monnik op die gelegenheid dan zichzelf kwaad willen aandoen, of een ander, of beiden?"

"Nee, Eerwaarde."

"En is het dan niet zo dat die monnik zich op die gelegenheid met onberispelijk voedsel voedt?"

7. "Ja, Eerwaarde. Eerwaarde, ik heb het volgende gehoord: ‘De god Brahmā verwijlt in liefdevolle vriendelijkheid.' Hiervoor is de Gezegende mijn zichtbare getuige, want de Gezegende verwijlt in liefdevolle vriendelijkheid."

"Jīvaka, het verlangen, de haat en de waanideeën waardoor kwade wil zou kunnen ontstaan: dat verlangen, die haat en die waanideeën zijn door de Volledig Verlichtte verlaten. Hij heeft ze bij de wortel afgekapt, ze tot een opgegraven boomstronk gemaakt, en heeft er een totaal einde aan gebracht zodat ze in de toekomst niet meer weder tot ontstaan kunnen komen. Jīvaka, indien wat je zei hierop betrekking had, dan sta ik je die uitspraak toe."

"Eerwaarde, wat ik zei had inderdaad daarop betrekking." <54>

8-10. "Hier, Jīvaka, leeft een monnik afhankelijk van [ondersteuning door] een dorpje of marktstadje. En hij leeft met de eerste windstreek doordrongen van een geest vol mededogen, waardering en gelijkmoedigheid, en zo ook de tweede windstreek, en de derde en de vierde windstreek; en ook naar boven, naar beneden en overal om zich heen. Hij leeft met alles in de gehele wereld in elk opzicht doordrongen van een geest vol mededogen, waardering en gelijkmoedigheid: uitgestrekt, verheven, onbegrensd, vriendelijk en welwillend.

"En dan komt een burger of zijn zoon naar hem toe, en nodigt hem uit voor een maaltijd de daaropvolgende ochtend. En als die monnik dat wilt, stemt hij toe. En wanneer de nacht voorbij is, in de ochtend, kleed hij zich aan, neemt zijn schaal en overkleed, en gaat naar het huis van die burger of zijn zoon. Daar aangekomen, gaat hij zitten op een gereedgemaakte zetel. En die burger of zijn zoon serveert hem uitstekend aalmoesvoedsel. En zo denkt hij niet: "Hoe goed dat die burger of zijn zoon ons uitstekend aalmoesvoedsel opdient! Dat een burger of zijn zoon ons in de toekomst ook zulk uitstekend aalmoesvoedsel mag opdienen!" — dat denkt hij niet. Hij eet dat aalmoesvoedsel zonder dat hij er begerig voor is, zonder dat hij er verzot op is, zonder dat hij er gehecht aan is, het gevaar ervan ziend en de ontsnapping eraan kennend.

"Wat denk je, Jīvaka, zou die monnik op die gelegenheid dan zichzelf kwaad willen aandoen, of een ander, of beiden?"

"Nee, Eerwaarde."

"En is het dan niet zo dat die monnik zich op die gelegenheid met onberispelijk voedsel voedt?"

11. "Ja, Eerwaarde. Eerwaarde, ik heb het volgende gehoord: ‘De god Brahmā verwijlt in mededogen, waardering en gelijkmoedigheid.' Hiervoor is de Gezegende mijn zichtbare getuige, want de Gezegende verwijlt in mededogen, waardering en gelijkmoedigheid."

"Jīvaka, het verlangen, de haat en de waanideeën waardoor ergernis, ontevredenheid of tegenzin zouden kunnen ontstaan: dat verlangen, die haat en die waanideeën zijn door de Volledig Verlichtte verlaten. Hij heeft ze bij de wortel afgekapt, ze tot een opgegraven boomstronk gemaakt, en heeft er een totaal einde aan gebracht zodat ze in de toekomst niet meer weder tot ontstaan kunnen komen. Jīvaka, indien wat je zei hierop betrekking had, dan sta ik je die uitspraak toe."

"Eerwaarde, wat ik zei had inderdaad daarop betrekking." <55>

Waarom Dieren Slachten voor Monniken Zeer Slecht Is

12. "Jīvaka, wie levende wezens slacht voor de Volledig Verlichtte of voor een discipel van de Volledig Verlichtte, maakt op vijf manieren een hoop slechte verdienste. Wanneer hij zegt: 'Ga dat levend wezen eens halen,' dat is de eerste manier waarop hij een hoop slechte verdienste maakt. Wanneer dat levend wezen met een nekhalster om gebracht wordt en lijden en bedroefdheid ervaart, dat is de tweede manier waarop hij een hoop slechte verdienste maakt. Wanneer hij zegt: 'Ga dit levend wezen eens slachten,' dat is de derde manier waarop hij een hoop slechte verdienste maakt. Wanneer dat levend wezen pijn en bedroefdheid ervaart terwijl het geslacht wordt, dat is de vierde manier waarop hij een hoop slechte verdienste maakt. Wanneer hij het niet-toegestane [vlees] naar de Volledig Verlichtte of zijn discipel brengt, dat is de vijfde manier waarop hij een hoop slechte verdienste maakt. Wie levende wezens slacht voor de Volledig Verlichtte of voor een discipel van de Volledig Verlichtte, maakt op deze vijf manieren een hoop slechte verdienste.

Reactie van Dokter Jivaka

13. En toen dit gezegd was, zei Jīvaka Komārabhacca het volgende tegen de Gezegende: "Geweldig, Eerwaarde Gotama! Prachtig, Eerwaarde Gotama! De monniken voeden zich werkelijk met voedsel dat toegestaan is! De monniken voeden zich werkelijk met voedsel dat onberispelijk is!

"Geweldig, Eerwaarde Gotama! Prachtig, Eerwaarde Gotama! Het is net alsof U dat wat gevallen was weer overeind zet, alsof U dat wat verborgen was weer openbaart, alsof U de weg wijst aan iemand die verdwaald was, alsof U een licht schijnt in de duisternis, zodat zij die ogen hebben dingen kunnen zien. Zo heeft U op verschillende manieren de Dhamma uitgelegd. En ik neem toevlucht tot de Eerwaarde Gotama en de Dhamma en de Sangha. U kunt mij vanaf nu beschouwen als een lekenvolgeling die toevlucht tot U genomen heeft voor de rest van zijn leven."



vertaald door Dhammajoti - © 2008     |     Installeer het Gentium font