<216> 1. Aldus heb ik gehoord. De Gezegende verbleef eens in Anāthapiṇḍika’s Bosklooster, in het Bos van Prins Jeta nabij Sāvatthī. En daar sprak de Gezegende de monniken als volgt toe: "Monniken!"
"Eerwaarde," antwoordden de monniken. De Gezegende zei dit:
2. "Monniken, als een monnik gericht is op de verheven geest, dient hij vijf onderwerpen van tijd tot tijd in gedachten te nemen. Welke vijf?
3. "Monniken, als er een in monnik, doordat hij over een bepaald onderwerp denkt, kwade en onheilzame gedachten ontstaan, verbonden met verlangen, haat en waanideeën: dan dient hij over een ander onderwerp te denken, verbonden met het heilzame.
"Wanneer hij over een ander onderwerp denkt dat verbonden is met het heilzame, dan verlaten die kwade en onheilzame gedachten hem; zij lopen ten einde. Met het verlaten daarvan, wordt zijn geest innerlijk stabiel, gekalmeerd, eenpuntig en geconcentreerd.
"Monniken, zoals een vaardig bouwvakker of zijn leerling een dunne pen zou gebruiken om een dikkere pen [ergens] uit te slaan, uit te halen of te verwijderen: zo ook dient een monnik over een ander onderwerp te denken, verbonden met het heilzame, indien door het denken over een bepaald onderwerp kwade en onheilzame gedachten in hem ontstaan. Wanneer hij over een ander onderwerp denkt dat verbonden is met het heilzame, verlaten die kwade en onheilzame gedachten hem; zij lopen ten einde. Met het verlaten daarvan, wordt zijn geest innerlijk stabiel en rustig, eenpuntig en geconcentreerd. <217>
4. "Monniken, als kwade en onheilzame gedachten, verbonden met verlangen, haat en waanideeën, nog steeds in een monnik ontstaan wanneer hij over een ander onderwerp denkt dat verbonden is met het heilzame, dan dient hij het nadeel en gevaar van die gedachten te onderzoeken: 'Op déze wijze zijn mijn gedachten onheilzaam; op déze wijze zijn mijn gedachten afkeurenswaardig; op déze wijze hebben mijn gedachten lijden als gevolg.'
"Wanneer hij het nadeel en gevaar van die gedachten onderzoekt, dan verlaten die kwade en onheilzame gedachten hem; zij lopen ten einde. Met het verlaten ervan, wordt zijn geest innerlijk stabiel, gekalmeerd, eenpuntig en geconcentreerd.
"Monniken, zoals een jonge, jeugdige vrouw of man die dol op sieraden is, verafschuwd, vernederd en ontdaan zou zijn indien men hun het karkas van een slang, hond, of mens om de hals zou hangen: zo ook dient een monnik het nadeel en gevaar van kwade en onheilzame gedachten te onderzoeken indien die gedachten nog steeds in hem ontstaan wanneer hij over een ander onderwerp denkt dat verbonden is met het heilzame: 'Op déze wijze zijn mijn gedachten onheilzaam; op déze wijze zijn mijn gedachten afkeurenswaardig; op déze wijze hebben mijn gedachten lijden als gevolg.' Wanneer hij het nadeel en gevaar van die kwade en onheilzame gedachten onderzoekt, verlaten die gedachten hem; zij lopen ten einde. Met het verlaten ervan, wordt zijn geest innerlijk stabiel en rustig, eenpuntig en geconcentreerd. <218>
5. "Monniken, als kwade en onheilzame gedachten, verbonden met verlangen, haat en waanideeën, nog steeds in een monnik ontstaan wanneer hij het nadeel en gevaar van die gedachten onderzoekt, dan dient hij die gedachten te vergeten en er geen aandacht te schenken.
"Wanneer hij die gedachten vergeet en er geen aandacht schenkt, dan verlaten die kwade en onheilzame gedachten hem; zij lopen ten einde. Met het verlaten ervan, wordt zijn geest innerlijk stabiel, gekalmeerd, eenpuntig en geconcentreerd.
"Monniken, zoals een man met goede ogen die nabij gekomen vormen niet wil zien, zijn ogen dicht zou doen of de andere kant op zou kijken: zo ook dient een monnik kwade en onheilzame gedachten te vergeten en er geen aandacht te schenken, indien die gedachten nog steeds in hem ontstaan wanneer hij het nadeel en gevaar van die gedachten onderzoekt. Wanneer hij kwade en onheilzame gedachten vergeet en er geen aandacht aan schenkt, verlaten die gedachten hem; zij lopen ten einde. Met het verlaten ervan, wordt zijn geest innerlijk stabiel en rustig, eenpuntig en geconcentreerd. <219>
6. "Monniken, als kwade en onheilzame gedachten, verbonden met verlangen, haat en waanideeën, nog steeds in een monnik ontstaan wanneer hij ze vergeet en er geen aandacht aan schenkt, dan dient hij het tot stand komen van het denkproces van die gedachten te stillen.
"Wanneer hij het tot stand komen van het denkproces van die gedachten stilt, dan verlaten die kwade en onheilzame gedachten hem; zij lopen ten einde. Met het verlaten ervan, wordt zijn geest innerlijk stabiel, gekalmeerd, eenpuntig en geconcentreerd.
"Het is te vergelijken, Monniken, met een man die snel loopt. Hij zou aldus kunnen denken: 'Maar waarom loop ik snel? Laat ik langzaam gaan lopen.' En hij zou langzaam gaan lopen. Hij zou dan kunnen denken: 'Maar waarom loop ik langzaam? Laat ik gaan staan.' En hij zou gaan staan. Hij zou dan kunnen denken: 'Maar waarom sta ik? Laat ik gaan zitten.' En hij zou gaan zitten. Hij zou dan kunnen denken: 'Maar waarom zit ik? Laat ik gaan liggen.' En hij zou gaan liggen. Op deze manier verlaat die man telkens de grovere lichaamshouding om een meer verfijnde lichaamshouding aan te nemen. Op dezelfde manier dient een monnik het tot stand komen van het denkproces van die kwade en onheilzame gedachten te stillen, indien die gedachten nog steeds in hem ontstaan wanneer hij er geen aandacht aan schenkt en er niet over nadenkt. Wanneer hij het tot stand komen van het denkproces van die kwade en onheilzame gedachten stilt, verlaten die gedachten hem; zij lopen ten einde. Met het verlaten ervan, wordt zijn geest innerlijk stabiel en rustig, eenpuntig en geconcentreerd. <220>
7. "Monniken, als kwade en onheilzame gedachten, verbonden met verlangen, haat en waanideeën, nog steeds in een monnik ontstaan wanneer hij het tot stand komen van het denkproces van die gedachten stilt, dan dient hij, met zijn tanden op elkaar en zijn tong tegen het gehemelte gedrukt, die gedachten met de geest te bedwingen, te onderwerpen en te verpletteren.
"Wanneer hij, met zijn tanden op elkaar en zijn tong tegen het gehemelte gedrukt, die gedachten met de geest bedwingt, onderwerpt en verplettert, dan verlaten die kwade en onheilzame gedachten hem; zij lopen ten einde. Met het verlaten ervan, wordt zijn geest innerlijk stabiel, gekalmeerd, eenpuntig en geconcentreerd.
"Monniken, zoals een sterke man een zwakkere man bij het hoofd, de nek of de schouders beet kan pakken en hem zou kunnen bedwingen, onderwerpen en verpletteren: zo ook dient een monnik, met zijn tanden op elkaar en zijn tong tegen het gehemelte gedrukt, kwade en onheilzame gedachten met de geest te bedwingen, te onderwerpen en te verpletteren, indien die gedachten nog steeds in hem ontstaan wanneer hij het tot stand komen van het denkproces van die gedachten stilt. Wanneer hij met zijn tanden op elkaar en zijn tong tegen het gehemelte gedrukt, die gedachten met de geest bedwingt, onderwerpt en verplettert, verlaten die gedachten hem; zij lopen ten einde. Met het verlaten ervan, wordt zijn geest innerlijk stabiel en rustig, eenpuntig en geconcentreerd. <221>
8. "Monniken, als er een in monnik, doordat hij over een bepaald onderwerp denkt, kwade en onheilzame gedachten ontstaan, verbonden met verlangen, haat en waanideeën: wanneer hij dan over een ander onderwerp denkt dat verbonden is met het heilzame, verlaten die kwade en onheilzame gedachten hem; zij lopen ten einde. Met het verlaten ervan, wordt zijn geest innerlijk stabiel en rustig, eenpuntig en geconcentreerd.
"Wanneer hij het nadeel en gevaar van die kwade en onheilzame gedachten onderzoekt, verlaten die gedachten hem; zij lopen ten einde. Met het verlaten ervan, wordt zijn geest innerlijk stabiel en rustig, eenpuntig en geconcentreerd.
"Wanneer hij die kwade en onheilzame gedachten vergeet en er geen aandacht aan schenkt, verlaten die gedachten hem; zij lopen ten einde. Met het verlaten ervan, wordt zijn geest innerlijk stabiel en rustig, eenpuntig en geconcentreerd.
"Wanneer hij het tot stand komen van het denkproces van die kwade en onheilzame gedachten stilt, verlaten die gedachten hem; zij lopen ten einde. Met het verlaten ervan, wordt zijn geest innerlijk stabiel en rustig, eenpuntig en geconcentreerd.
"Wanneer hij met zijn tanden op elkaar en zijn tong tegen het gehemelte gedrukt, die gedachten met de geest bedwingt, onderwerpt en verplettert, verlaten die gedachten hem; zij lopen ten einde. Met het verlaten ervan, wordt zijn geest innerlijk stabiel en rustig, eenpuntig en geconcentreerd.
"Monniken, men noemt zo'n monnik een meester over de route van het denkproces: hij denkt de gedachten die hij wil denken, en de gedachten die hij niet wil denken denkt hij niet."(1)
Zo sprak de Gezegende. En de monniken waren tevreden en verheugd met de woorden van de Gezegende.
1. De Pali versie heeft hierna nog een extra zin die als volgt gaat: "Begeerte is vernietigd, de ketens zijn afgeworpen, en met het juist doorzien van eigenwaan heeft hij een einde gemaakt aan het lijden." Echter, deze-zin-komt niet voor in de Chinese vertaling van de sutta,-en-past-daarnaast-logisch-en-grammaticaal-gezien-niet-in-de-sutta.-Om-deze-redenen-is-die laatste zin niet in deze vertaling opgenomen.
--------------------------------------------------------------------------------------------